Elizabeth Kooman
Oplevende doden
Willem Jan Otten herlezen - Over Een man van horen zeggen (1984)
‘Niemand weet hoe doodzijn gaat’, schrijft Willem Jan Otten in zijn jongste essaybundel Onze Lieve Vrouwe van de schemering naar aanleiding van de dood van regisseur Ingmar Bergman, een van Ottens helden (blz. 64). Ik begin nog maar net in deze voor mij nieuwe bundel of het valt me op hoe snel ik passages over de dood en de doden tegenkom. Passages die treffend passen bij een eersteling van Otten, Een man van horen zeggen, zijn romandebuut dat ik tegelijkertijd herlees.
‘We weten [...] niet waar ze uithangen, degenen die niet meer bestaan. Maar die er toch zijn zodra we ze denken of dromen - en dat uitgerekend juist op die ogenblikken dat we meenden te denken dat ze nu dan dus heus dood waren.’ (Onze Lieve Vrouwe van de schemering, blz. 40). Dit is in een notendop Een man van horen zeggen. De verjaardag en tevens sterfdag van de pianist Gerard Legrand nadert. Zijn ex-vrouw Olga is van plan dit jaar echt tegen haar twee zoons te zeggen dat het jaarlijkse herdenkingsmaal nu voor het laatst gevierd wordt. Hij is nu tenslotte heus dood. Maar omdat juist rond deze alweer tiende sterfdag zoveel mensen aan hem denken, is Legrand levender dan ooit.
Het is het bewustzijn van Legrand zelf, waarin Otten zijn lezer manoeuvreert. Deze schrijver, die zelf beslist gelooft in het opschorten van ongeloof, weet het steeds gedaan te krijgen. Hij laat een schildersdoek aan het woord in Specht en zoon, en ik neem dat doek bloedserieus. Hij laat een dode aan het woord, en ik neem die dode Legrand bloedserieus. Hij kan zich zijn leven herinneren, Legrand, maar is zich van het leven op aarde alleen bewust als er iemand aan hem denkt.
Door het grote publiek wordt er hooguit aan hem gedacht als de pianist die vooral bekend was als de vertolker van composities van Bach. Geformeerd naar Glenn Gould is deze Legrand. Net als deze grootheid speelt Legrand Bach graag hamerend, scherp en pedaalloos en moet hij niets hebben van de authentieke muziekbeoefening, waarbij de vleugel plaats moet maken voor het klavecimbel. Legrands zoon Johannes brengt zijn vader de eerste paar jaar van diens postume bestaan tot leven door zijn spel op de geërfde Pleyel. Legrand voelt zijn vingertoppen tintelen wanneer Johannes met zijn aanslag onbewust zijn vader probeert te imiteren. Maar als Johannes verliefd wordt op een gambiste, zegt hij de Pleyel gedag en koopt een klavecimbel. Op deze manier sterven de doden in het gedachte-experiment van Otten een tweede dood: ze worden steeds minder herinnerd.
Johannes probeert zichzelf in te leven in de positie van zijn vader: ‘[...] dood te