| |
| |
| |
Philip Hodgins
Gedichten
Middaghorizon
De versleten velden van de zomer,
een strakke rij kwatrijnen op een bladzij,
zo'n gladgelakte Duco hoogglanshemel
en een dunne grafieklijn daartussen,
nerveus als een nest adders in de hitte.
Er hangen luchtspiegelingen als kolossale
platen gloednieuw blinkend staal.
In die schelle gloed knijp je je ogen dicht
tot twee spasmisch schokkende lijntjes
en ontwaart aan de horizon
de staande schaduw van een eucalyptus.
Een grote kudde schapen beweegt zich naar links,
zich verspreidend en weer samenvloeiend
in trage kolken als een lavastroom.
In de zinderende, vervormende lucht
is het of doorzichtige vlammen de kudde omspelen.
Een man stapt er traag als een schaap achteraan.
verandert zijn gestalte voortdurend
alsof hij telkens van dimensie wisselt.
Soms lijkt hij in afzonderlijke stukjes op te lossen,
dan, tijdelijk, weer één geheel te worden.
Hetzelfde overkomt de boom.
en één stukje van hem drijft nu helemaal af.
Je merkt de stilte, rondom, vlakbij.
Nergens zie je enige dreiging
en toch beeft de broze horizon.
| |
| |
| |
Een vorm in ontbinding
Vanmiddag, toen ik langs de beek liep,
vond ik het uitgebleekte schild van een zoetwaterschildpad
recht overeind op de oever,
als een doorsnee etensbord.
Het had de aantrekkelijke ronding van een paddestoel
maar toen ik het oppakte en van je tok tok deed
leek het qua hardheid meer op een fossiel.
In het gewelfde rugschild was een fraai dessin gegrift
van zowat een dozijn licht afgestompte
rechthoeken, twee in het midden,
de andere eromheen, als bloembladen
verbredend naar de rand toe
en elk veld was bezet met talloze
in elkaar grijpende niervormige figuurtjes, vergelijkbaar
met de legpuzzel aan de buitenkant
van een model van het menselijk brein.
Door inwerking van wind en zon verkeerden
al die details nu in slechte staat.
Onderkant en bovenstuk waren met elkaar verbonden
door een gebogen front en rijen pilaren
opzij en achter, die eveneens in verval
begonnen te raken en nogal decoratief
aandeden in een Art Nouveau-achtige stijl,
| |
| |
De gaten die deze tapse stutten omlijstten
staarden me aan als de oogkassen van een doodshoofd.
zoals je een verrekijker hanteert,
in het muffig ruikende binnenste
zag ik een incomplete reeks
minuscule botjes vastgehecht aan de nok
van het opbollende plafond - de restanten van de
ruggegraat van dit defensieve schepsel.
Ik stak een vinger naar binnen en streek
langs die fragiele ritssluiting.
Ze lieten allemaal los behalve eentje
die daar bleef bungelen als de bijou
Verongelijkt als een kind
dat iets wat het niet begrijpt heeft stukgemaakt
dat dit het einde zou zijn
maar Hattie, altijd klaar voor een spelletje,
plonsde in het water en greep
terug en liet het voor mijn voeten vallen
alsof dit pas het begin was.
| |
| |
| |
Een huis op het platteland
We merkten voor het eerst iets van die stille kracht
toen er een scheur verscheen in de houtvezelplaten
buiten bij de kinderkamer, beginnend onder
het uiteinde van het raamkozijn en vandaar
zigzaggend in een gekartelde diagonaal
die steil omlaag liep naar de voet van de muur
als betrof het een grafiek van onze rampspoed.
Behoedzaam als een inbreker hanteerde ik een koevoet
om de twee grote stukken van die puzzel los te wrikken
uit hun webomsponnen raster van posten en latten
en zag meteen het onmiskenbaar buizenstelsel
van harde modder, vastgekit aan de betonnen sokkels,
het soort schachten dat termieten plegen aan te leggen
om uit de grond en in het pand te komen.
De eerste post waar ik op tikte knikte en spleet
en iets waar je blik geen vat op kreeg, een strooisel
van gekloonde albinobeweging, sproeide tevoorschijn
en verspreidde zich, en werd gevolgd door meer
toen ik de stijl doormidden rukte, de paniek
van een lichtschuwe massa, zo doorschijnend bleek
dat het leek alsof ze nog niet helemaal bestonden.
Weer maaide ik de koevoet dwars door een post
met hetzelfde resultaat: een nieuwe vloedgolf
uit wat nu geen gesloten circuit meer mocht heten,
en met het gevoel van zinloosheid en wanhoop
dat pubers vernielzuchtig maakt sloeg ik de schachten
op de sokkels binnen mijn bereik kapot, waarmee ik
een nog bredere uitstroom op gang bracht.
| |
| |
Ik staarde naar die miniatuur apocalyps
van ontelbare blindelings krioelende termieten,
ongetwijfeld voorgeprogrammeerd om te smachten
naar het tegendeel van Goethe die Meer licht! Meer licht!
geroepen had, en terwijl de seconden nietig
en eenvormig als termieten verstreken bekroop mij
een gevoel dat aan me vrat alsof ik kanker had.
Ik dacht aan de behandeling die dit impliceerde,
aan de gifstoffen, geniepig als chemotherapie,
waarmee alles rondom moest worden bespoten,
ladingen nieuw hout, blikken kappen tussen
sokkels en stijlen, en uren- of zelfs dagenlang
de velden afstruinen als goudzoekers in de vage
hoop dat we het nest misschien zouden vinden.
Ergens hier, geborgen in een lauwwarme
vochtige stad, lag de opgezwollen koningin,
niet in staat zich te verroeren, omringd door haar zwerm
van bedienden, een kwaadaardige vorst die steeds meer
termieten produceerde om ons huis aan te tasten.
Ik beende met haastige passen weg, ongerust
over wat er onder mijn voeten aan de hand was.
| |
| |
| |
Een roofvogel
Toen die bruine havik langssneed
in een nekverdraaiend ogenblik
ontwaarde ik even een glimp
van wat zonlicht-gloeiend gespikkelde honing
door geluidloos wiekende vleugels
en een wazige kromme schaduw
die vlak over het veld joeg,
om boomstammen en keien te ontwijken.
Zodra ik me omkeerde naar ons pasgeschilderde witte huis
waar jij stond afgetekend tegen
die gelinieerde planken pagina
met een paar lange penseelstreken van groene gerst
zag ik hoe de andere vogels
op die snelle schim reageerden.
De mussen schoten weg, als muizen,
naar hun holen onder de dakrand,
de eksters, in hun Friese jacquet
hadden hun troep te laat geformeerd
en de achtervolging vol branie ingezet
terwijl vanuit de moestuin
een half dozijn panische kippen
in gelakt henna, plomp als kussens,
terugfladderden naar hun golfplaten kot
met kammen rood als schietschijven, volgepompt met bloed.
| |
| |
| |
Haematopoëetica
De stevigheid van de tafel heeft plaatsgemaakt
voor de verraderlijke kussens van
De vulpen en zijn scherpe punt
zijn ingeruild tegen een spuit
Het geliniëerde blad papier voor me
veranderde in een onbeschreven oppervlak
De strakblauwe lijnen van de pagina
trokken krom, versmolten, groeiden
tot verschillende lengtes
en zonken onder de huid, waar ze
nog steeds zichtbaar zijn en op zachte plekken
De dunne zwarte inkt die telkens vloeide
als er een opening ontstond is
En wat gebeurt er nu met me?
Is deze donkere stip halverwege mijn arm
achter de volzin van een vonnis,
of is hij het enige teken van iets
dat nooit werd opgeschreven,
iets dat misschien te pijnlijk is om te zeggen?
| |
| |
| |
Prognose
Deze chemokuur vervult me met deemoed.
Hij is van een ziekmakende eenvoud.
Dat begreep ik vanaf het eerste moment
dat hij me werd toegediend als een sacrament.
Het onritmische geluid, ergens achter een deur,
van iemand die vergeefs kokhalst gaat door.
De plastic zak vol vergif hangt plomp en glad
als een verwijderd orgaan boven mijn bed.
Het druppelt in hartslag-tempo bij me naar binnen
samen met valium en pethidine.
Ergens gaat een zoemer af als een infarct.
Iemand in een witte jas snelt eropaf.
Er zijn te veel woorden voor mijn ziekte bekend.
Ik weet dat de dood hierna niets betekent.
| |
| |
| |
Thuis is waar de pijn is
De laatste tijd ben ik mijn sterven serieus gaan nemen,
nadat ik het eerst als een grap had willen ensceneren.
Het was de stilte die me ten slotte wel op moest breken
bij mijn pogingen om standaardreacties te forceren
en coûte que coûte de vlucht van de verbeelding,
hoe onoprecht dan ook, te blijven stimuleren.
Ik was als een acteur, door het voetlicht verblind,
die niet zeker weet of zich iemand in de zaal bevindt.
Nu onderga ik de hele kwestie van een andere kant.
Niet de dood zelf, dat banale fundamentele gegeven
van ons bestaan, maar het moment waarop er een verband
blijkt, in het laatste bedrijf, tussen dood en leven.
Elke verbinding wordt doorleefd. En afgedankt.
Blij. Verdrietig. Heilig. Bang. Elke dag een variant.
|
|