Maatwerk
Dit is het huis mijns vaders dat niet meer vergaat
Langeafstandsloper Wim van Amerongen dacht aan Gerrit Achterberg toen hij op een mooie zondagmorgen de Langbroekerwetering op rende en een groep kerkgangers tegenkwam, bestaande uit geheel in het zwart geklede mensen, die weigerden de zwetende man in korte broek te groeten. ‘Ik voelde me als Gerrit Achterberg, de grote onbegrepene, zeker in deze contreien.’
Van Amerongen loopt niet alleen hard in de wereld waarin Achterberg opgroeide, hij maakte daar ook foto's van berijpte weilanden en eenzame boerderijen, van een aanhanger waarin drie wilde eenden aan de halzen en vier konijnen aan de achterpoten zijn opgehangen, van een herfstbos en overtrekkende ganzen. De foto's zijn steeds op twee pagina's afgedrukt in In de voetsporen van Gerrit Achterberg. De veel kleinere afdrukken van soms meer dan 100 jaar oude foto's doen me verlangen naar die zwartwitte tijd. Grafstenen, poserende oude boeren, domineesportretten. De graaf was de baas in het feodale landschap van toen. Hij kon goed voor zijn mensen zorgen, vooral als die zijn sympathie hadden, zoals Gerrits vader, Henk Achterberg. Hij werd koetsier van de graaf en zorgde ervoor dat de verhoudingen goed bleven; zo zorgde hij voor zijn steeds groter wordende gezin. Gerrit hoefde niet in militaire dienst en kreeg een baan in Utrecht; dat had de graaf geregeld. Zwager Anton van Laar vertelt over een later bezoek van Gerrit aan zijn oude vader: ‘Treurig. In plaats van een gezellig bezoekje aan zijn vader gaat hij ruzie maken. Verwijt hij zijn vader dat die te onderdanig is. Dat het bij hem altijd maar meneer voor en meneer na is. [...] Hij had zijn vader toch wel in zijn waarde kunnen laten.’
Het mooiste aan dit boek is evenwel de tekst: niet zozeer vanwege de stijl, maar omdat Van Amerongen de sfeer waarin Achterberg opgroeide en die nu nog te voelen is, geloofwaardig weergeeft, zozeer zelfs, dat ik halverwege het boek onze buitenboel grondig onderhanden heb genomen, met emmer, spons en dweil. Het is belangrijk dat mijn straatje schoon is, dat mijn huisje er piekfijn uitziet. Voor de buren, de mensen in de straat, bezoekers, de familie.
Dat is Gerrit niet gelukt. De moord die hij beging maakte alles stuk wat belangrijk was. Zijn naam wil de voormalige tuinman nog steeds niet noemen, het is ‘die dichter’. Henk Achterberg, de jongste broer van Gerrit, komt uitgebreid aan het woord maar zwijgt over de gebeurtenissen: ‘Het is ook allemaal zo vreselijk gevoelig en emotioneel voor mijn ouders geweest.’ Hun moeder kwam het erf nooit meer af. ‘Die moordenaar!’ werd door een voorbijganger geschreeuwd, tijdens de plechtige onthulling van de Gerrit Achterbergstraat in Langbroek. Achterberg ligt dan al 23 jaar onder een grote zwerfkei. Is Henk dan niet trots op zijn broer? Hij antwoordt: ‘Trots ja, maar altijd met een kanttekening.’ Op de begrafenis van Henks vrouw leest zijn dochter toch het gedicht Bekering voor. Henk zegt het op voor Van Amerongen, uit het hoofd. Het is afgedrukt in het boek, naast vijfentwintig andere gedichten.