als dit toe uitnodigt, kan die kinderachtigheid dan achterwege blijven, en tegelijk haar rol spelen, omdat de lezer dan het verhaal zelf heeft ontdekt.
Het verhaal van de vlek op de long, de priester en de gebroeders Kans wordt dwingend en met poëtische middelen verteld. Misschien is het grotendeels ontbreken van strakke vormen, ritmes en rijmen ook wel de manier om dicht op het verhaal te blijven zitten, om te schipperen tussen de vormen van verhaal en lied: ‘De dokter zoekt naar woorden, / nerveus en bozig op zichzelf, / help mij uit mijn zwijgen want / ik kan niets zeggen wat geneest. / De priester schraapt zijn keel / en zegt dan: arme ziel.’
Omdat het een dichter is die een verhaal schrijft, mag hij ook met de namen aan de gang gaan, zo niet aan de haal. Nana die de vlek ziet en een zoon baart is de bron, en de priester, met zijn kalkoens strottenhoofd - ‘één woord van u, en ik ben heel’ - heet dan natuurlijk Josephsson, wat voor wie dit boek rond kerst onder ogen krijgt goed te plaatsen is. En het saxofoonspelende slachtoffer van de ongelukkige verwisseling heet Kans, vanwege de toevallige of noodlottige verwisseling die hem treft. Met als voornaam Abe, omdat hij ook de zachte broer is van de vertelstem. Dat de dokter Benjamin heet moet dan misschien in de originele bedoeling van de naam als ooit gegeven door Rachel worden opgevat en als Ben Oni, zoon van verdriet, gelezen worden.
‘Het wonder, dokter, is al geschied, / zegt Josephsson, er moet alleen / begrepen worden hoe het is bedoeld.’ En het is mij na twee lezingen van dit boek nog allesbehalve duidelijk, hoe het wonder bedoeld is. Maar dat het wonder zich zou kunnen voltrekken, dat het laatste woord ook op de röntgenafdeling niet zo maar gezegd is, dat ook de dokter zich ongemakkelijk voelt bij die Josephsson, dat is hoopvol. En hoewel mijn mening er niet toe doet, acht ik dit tegelijk zowel Ottens beste gedichtenbundel als zijn beste roman.
Willem Jan Otten, De Vlek. Een vertelling. Van Oorschot, Amsterdam 2011, 96 blz., €17,50.
Menno van der Beek