Liter. Jaargang 15(2012)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Juliën Holtrigter Gedichten Een ei koelt af in de gootsteen Een ei koelt af in de gootsteen. Een hardblauwe steen in een kraakhelder huis. Waar komt het verlangen naar straatvuil vandaan, gore voeten, nagels en snavels? Waar komt het vandaan, het idee dat alles wat kan ook moet gebeuren? Gaat het daarom maar door en door? Ik roeide de boot zo traag als ik kon naar een denkbeeldig punt en liet het haar zien: de wereld bestaat niet, de wereld begint waar hij eindigt, kijk maar eens over je schouder, alles wordt inkt. Hoor maar, alles gaat lopen, vloeit uit. Ik weet nog: ik liep op straat met dat meisje en alles zong. Of er een vuur werd gestookt. Of van de avond een glas werd geblazen, zo stevig en zacht, ja, zo klonk het. [pagina 49] [p. 49] Hoe is het daar? Hoe is het daar? Ja, comfortabel. Treed in detail. Het is hier zomer, crisis, ook hier... Daar waar je zit? Het is hier avond, bij mij aan tafel cipressen, palmen, uitzicht op zee. De zee ruist? Fonteinen. Wat doe je? Zit je soms weer te eten? Mijn gastheer slaapt maar nog altijd lopen de kelners te slepen met oesters en zalm. Er is met de boeken geknoeid, hier ook al. Bederf het nou niet, bewaar maar voor later. Ik bel je nog wel. [pagina 50] [p. 50] De wind is gaan liggen De wind is gaan liggen, de stad schoon geblazen. Erboven een hemel aan onsamenhangende strepen en nevels. Alsof iemand een schoolbord vol heeft geschreven en daarin blind is gaan vegen. Voel je de trek van het huis? Het is de put van de tijd die je ruikt. Knap van het leven dat je niet weet waar het heen gaat, wat er hangend boven je hoofd, tussen je edele delen of waar ook stiekem wat om je lacht, wat er al of niet in ons woekert, je hebt geen idee. Ik zag ons dansen, gemaskerd, bepoederd, bepruikt, wij kwamen van ver, waren er even, reflecteerden het schitterend licht en verdampten al weer. Je kunt je ogen wel sluiten maar geuren zijn niet te negeren. [pagina 51] [p. 51] Een tijd gerookt op het dak en gedacht Een tijd gerookt op het dak en gedacht aan de breekbare man. En gehoopt dat ooit een zin mag gaan lopen vanuit dat hoofd naar de rand en erover. Hij had zich buitengesloten om in te breken. Het was een poging tot reconstructie van leven. Jupiter, glanzende oogbal, waar ben je? Dag kleine toverbal maan met je blauwe wangen en roestrode bekje. Nog altijd je achterste een beetje verlegen verbergend? Een dolle menigte spreeuwen verduistert voor even het zevengesternte. Maar dan wordt de hemel weer helder als water. Ik blaas mijn laatste rook naar omhoog en ga slapen. [pagina 52] [p. 52] Toch weer geslikt Toch weer geslikt wat ik weigeren wilde. Zo slib ik langzaam maar steeds sneller dicht. Zie je mijn lippen verstrakken? Totdat ze zo goed als verdwijnen: trots prijkt mijn lach, tanden ontbloot, op de schoorsteenmantel. De tijd is een waarlijk genie. Spelenderwijs schept hij grootse creaties. Wat ik hier opschrijf, is niet van mij: ik doop mijn pen in zijn rouwzwarte inkt. Kom, durf te kijken: terwijl je botten ontkalken, verkalken je aderen. Ik hoor het me zeggen: deze bourgogne maakt van het vlees een waar feest. Terwijl een zwachtel mijn keel moet genezen zing ik alvast een paar regels. Voorjaar 2012 verscheen bij Uitgeverij De Harmonie de bundel Snijderseiland. Vorige Volgende