Liter. Jaargang 14
(2011)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Ger van Hoek
| |
NieuwsgierigheidAidan Chambers heeft voor het aspect ‘spiritualiteit’ gekozen, zegt hij, omdat dit leeft bij tienersGa naar eind2.. Uit onderzoek zou blijken dat vijftig procent van de jongeren wel eens mystieke ervaringen heeft gehad, meestal als ze alleen zijn in de natuur. Ze praten er nooit over, het behoort tot het onzegbare, maar vergeten doen ze het evenmin. In Nu weet ik het wil een groep jongeren een film wil maken over Jezus. De werkopdracht luidt: wat zou er gebeuren als Jezus Christus vandaag de dag op aarde zou terugkeren? Het is een interessante vraag, omdat je op deze manier de actualiteit confronteert met een geloof dat twee millennia oud is. Maar al snel blijkt dat het geloof voor niemand binnen de filmploeg een rol van betekenis speelt. Ze weten ook weinig over het leven van Jezus. De onderlinge gesprekken gaan meer over maatschappijkritiek en de ideeën over de film lijken eerder een persiflage op de godsdienst op te leveren. Nicholas Christopher Frome (Nik), een jongere van zeventien jaar, krijgt van zijn geschiedenisleraar het verzoek of hij als werkstuk voor de filmploeg research wil doen naar het leven van Jezus. Het onderwerp staat Nik helemaal niet aan. Hij zou zich voor zijn werkstuk liever bezighouden met zwarte gaten. ‘Ik geef niet | |
[pagina 61]
| |
om godsdienst en ik geloof niet in God’ (blz. 18). Hij noemt God een uitvinding, een verzinsel. ‘God is dood. Als hij ooit al levend is geweest’ (blz. 19). Als hij het heeft over een tekstverwerker, grapt hij: ‘Zit er een god in de machine? Als er in die van mij een zit, dan zegt hij-zij-het alleen wat ik hem-haar-het voorkauw. Dat soort God mag ik wel’ (blz. 46). Jongeren die spotten met de godsdienst, niets over Jezus weten en God een verzinsel noemen, zijn misschien wel de ideale identificatiepersonages in een fictief verhaal als opstap naar het thema spiritualiteit. Nik gaat overstag en zegt toe de filmgroep te helpen. De ommekeer in zijn houding wordt onder andere verklaard door een ervaring die veel jongeren zullen herkennen. Op een dag beseft Nik dat hij zichzelf is. ‘Een zelfstandige, individuele, unieke persoonlijkheid, begiftigd met zelfkennis, die op een goeie dag de pijp uit zou gaan. [...]. Zijn maag kromp ineen. Hij schoot overeind en kotste in zijn badwater’ (blz. 9). Dit besef van zijn eindigheid houdt hem bezig en zet hem aan het denken. Bovendien heeft een leraar hem ooit ‘chronisch asociabel’ genoemd en zijn klasgenoten vinden hem een eenling. Hij is daar enerzijds trots op - hij wil niet opgaan in de groep -, maar het zit hem ook wel dwars. Door de bijeenkomsten met de filmgroep bij te wonen, komt hij ook eens onder de mensen. Zo wordt een zelfbewuste, sceptische, intelligente en vooral nieuwsgierige nerd, die juist alles verstandelijk wil beredeneren, de hoofdpersoon van een verhaal over geloven. De regisseur van de filmgroep daagt hem zelfs uit de rol van Jezus te spelen. ‘Je hoeft je alleen maar te gedragen, alsof je Gods zoon bent. En te oordelen naar je normale gedragspatroon zal je dat geen enkele moeite kosten’ (blz. 34-35). Zijn eerste reactie is uit de film te stappen, ‘maar het waarom van de zaak blijft me intrigeren. Waarom geloven mensen al dat gedaas over God? En hoe voelt het te geloven? Wat voor effect heeft het op je? Ik wil maar zeggen, zelfs intelligente mensen gaan ervoor door de knieën! Dan moet het toch een of andere uitwerking hebben. Of niet soms? Dat is de moeilijkheid als je te nieuwsgierig bent’ (blz. 35). | |
Research naar de geloofsbelevingVoor zijn onderzoek voert Nik een gesprek met een predikant. Het enige positieve dat dit gesprek oplevert, is diens idee een paar dagen naar het klooster te gaan. In het klooster voelt Nik zich als eenling best thuis, werkend en mediterend. Hij moet erkennen dat de meeste monniken niet anoniem opgaan in de groep, maar individuen zijn die eigen keuzes maken. Hij leert ook mediteren; voor hem houdt dat in: woorden oproepen in poëzie. Het onzegbare laat zich nog het beste vangen in poëzie. Maar geloven, tegen twijfel en beter weten in, vindt hij hypocriet. Een van de paters geeft hem het advies niet in het klooster in te treden, omdat hij te veel denkt. ‘Het zou een obsessie voor je worden om van alles wat je doet de reden | |
[pagina 62]
| |
te willen weten, in plaats van het gewoon te doen’ (blz. 197). Nou was hij dat toch al niet van plan. Hoewel zijn kloosterervaring indruk maakt, verandert zij weinig aan zijn scepsis tegenover geloof en gelovigen. De mensen die naar de kerk gaan, noemt hij masochisten, omdat kerken niet ‘te gek gezellige gelegenheden’ zijn. ‘Of anders hebben ze allemaal een verschrikkelijk schuldencomplex en denken ze dat de kerkgang een penitentie is, die ze moeten doen om weer met God in het reine te komen’ (blz. 76). Zelf heeft hij één keer een spirituele ervaring gehad, onder de indruk van de absolute stilte in de uitgestrekte Zweedse natuur. Voor zover hij zich kan herinneren, heeft hij op zijn tiende jaar voor het laatst gebeden, bij de dood van zijn moeder. Toen zijn moeder niet terugkwam, was zijn conclusie dat God dus niet bestond. | |
Geloof of liefde, of geloof en liefde?Min of meer uit baldadigheid observeert Nik ook gelovigen tijdens een vredesdemonstratie van het christelijk anti-kernwapencomité: ‘Een mooie gelegenheid om christenen in het wild te gaan zien’ (blz. 55). Daar ontmoet hij Julie, een iets ouder, diepgelovig meisje dat regelmatig naar de kerk gaat. Zij is niet zo maar gelovig, ze heeft al lang de wens haar leven aan God te wijden. De schrijver laat even zijn stem horen met een opmerking over opgroeiende meisjes: ‘Heel wat meisjes gaan door zo'n kloosterfase, net zo goed als ze een tijdje idolaat zijn van hockeysticks en paarden en popsterren en zelfs van knappe leraren’ (blz. 73). Maar Julies wens is meer dan een bevlieging. Nik is meteen ongeneeslijk verliefd op haar. Dat komt zeker niet door Julies gelovigheid, maar door haar optreden en haar hele persoonlijkheid: zij is iemand, zij is duidelijk zichzelf. De ontmoeting met Nik brengt ook Julie van haar stuk. Hoewel ze Nik niet knap zegt te vinden, een puber, een verwaande kwast, een spotter, een twijfelaar en goddeloos, toch valt ze voor hem. Het is immers duidelijk dat hij van haar houdt, niet alleen seksueel, maar om haar hele persoon en dat met veel volharding. Meer nog wordt Julie letterlijk en figuurlijk geschokt doordat ze het slachtoffer wordt van een bomaanslag, als ze bij de demonstratie iemand te hulp schiet. Het feit dat ze blind is en haar lichaam niet meer voelt, doet haar twijfelen aan de zin van haar bestaan. Ze is niet bang voor de dood. Ze houdt van het leven, maar ze heeft nooit het gevoel gehad dat de wereld haar thuis is. ‘In mijn ogen is het eerder iets als een wachtkamer van een spoorwegstation, of de vertrekhal van een vliegveld’ (blz. 160). Ze is wel bang voor de pijn. Daarom zoekt ze een nieuwe zin, in het lijden. In het ziekenhuis wordt haar geloof versterkt. ‘Wij zijn op volmaakte wijze wat we zijn, net zoals de vlekjes zonlicht volmaakte vlekjes zonlicht zijn. En wij zijn afzonderlijke deeltjes van God, van wie wij afkomstig zijn [...]. | |
[pagina 63]
| |
We zijn God, in onszelf, en allemaal bij elkaar’ (blz. 215). God is volgens Julie een vrouw. Hoewel Julie weer opgelapt wordt, kiest ze radicaal voor het geloof: ‘Ik ben sterk in het geloof, maar zwak in de liefde’ (blz. 236). Ze accepteert wel ‘de liefde van de vriendschap’ en vraagt aan Nik of hij haar liefhebbende vriend wil zijn. Dat Nik geen doorsnee jongen is, blijkt uit zijn reactie: hij voelt zich niet afgewezen. Integendeel, hij houdt kennelijk zoveel van Julie dat hij zelfs vindt dat ‘de liefde van de vriendschap’ een beter aanbod is dan een totale, ook lichamelijke liefde. Hij weet alleen niet of hij dat kan waarmaken. Als Nik dit later vertelt tegen Michelle, die in de film de rol van Maria Magdalena speelt, is haar reactie: ‘[...] als je 't mij vraagt, is ze geschift als ze jou afwijst’ (blz. 240). De visie van Chambers zelf op zijn eigen fictief personage Julie is typerend voor zijn kijk op adolescenten: ‘Ik vind haar absoluut niet heilig. Ze gedraagt zich bijvoorbeeld schandalig naar Nik toe, wat seks betreft. Ze gebruikt hem ter wille van zichzelf, om zichzelf te testen. Ik vind Julie dus juist heel levensecht, vol zwakheden. Als adolescenten een roeping vinden, kunnen ze daar zo compromisloos in zijn, zo vreselijk overtuigd van hun eigen gelijk. Op het gênante en arrogante af. Maar zo was ikzelf als jongeman. En zo is Julie. Zo is de menselijke natuur.’Ga naar eind3 Het zou voor een meisje met twee benen op de grond, dat Julie toch ook is getuige haar optreden bij de demonstratie, op zijn minst gezond geweest zijn, als zij gekozen had voor het geloof én voor de liefde. Nu is ze nog strenger voor zichzelf dan een non die een gelofte van kuisheid heeft afgelegd. Ze lijkt eerder op een middeleeuwse mystica, die de eenheid met God nastreeft. | |
Experimenteel geloofNik is tot de conclusie gekomen dat het enige geloof dat hij kan aanhangen een geloof is, dat hij moet ervaren, zeg maar door veldonderzoek. ‘Nu weet ik het: het enige geloof waar ik in kan geloven is een experimenteel geloof’ (blz. 244). Om het verwijt van Julie te weerleggen, dat hij wel weet wat geloven is, maar er niets mee wil doen uit zelfbescherming, besluit hij zijn rol van Jezus letterlijk te nemen: hij zal aan het kruis gaan hangen. Waarschijnlijk is hij mede geïnspireerd door het zoeken van Julie naar de zin van pijn en lijden. Hij gebruikt zichzelf, zijn eigen lichaam, voor het experiment. Alleen zo kan hij enigszins navoelen wat Jezus gevoeld moet hebben. En het is zo pijnlijk, dat hij tot zijn positieven komt en zich afvraagt wat hij daar doet. Wanneer de politie vroeg in de ochtend op het autokerkhof arriveert, gealarmeerd door een jogger, is noch het kruis noch de gekruisigde te vinden. Als Nik terugkijkt, formuleert hij zijn ervaring als volgt: ‘[...] nu weet ik iets, waar ik me op dat moment niet van bewust was: hoe het is | |
[pagina 64]
| |
om volledig in iets op te gaan, om volkomen mezelf te zijn en toch ook meer dan mezelf, een deel van iets dat onvermijdelijk was en uitsteeg boven het moment. Wat ik voelde is, denk ik, datgene geweest wat mensen bedoelen als ze het hebben over het noodlot en je lotsbestemming vinden. Daarom voel ik ook geen schuld of schaamte of spijt, zoals sommigen (iedereen?) vinden dat ik zou moeten doen. Ik weet dat het belachelijk was om zoiets te doen, gevaarlijk en echt stom, maar als ik eraan terugdenk, kan ik het niet nalaten te glimlachen’ (blz. 251). | |
Hoe zou Christus op aarde terugkeren?De filmregisseur heeft de wildste ideeën voor zijn film. Als hij hoort van de terroristische aanslag, gaat hij helemaal uit zijn dak: Christus de stadsguerrillastrijder! ‘Dat is pas echt actueel, dat is pas echt relevant. Misschien moet Christus wel de terrorist zijn?’ (blz. 217). Nik heeft voor de filmploeg vergelijkbare suggesties: ‘Als Christus vandaag de dag terug zou keren, dan zou hij op aarde moeten komen als een hevig body-buildende joggende gezondheidsfanaat met een eigen televisieprogramma’ (blz. 82). In ieder geval zou hij dan de aandacht trekken. Of: ‘Als Christus vandaag de dag op aarde zou terugkeren, dan zou hij de meeste kerken tegen de grond gooien. Dat zou ook een fraaie scène opleveren! Hij kaapt een enorme bulldozer en rijdt een kerk in puin. Er verzamelt zich een menigte. Hij zegt: Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een mausoleum’ (blz. 219). Waarschijnlijk zouden ze hem dan als gestoord, schizofreen of zwaar psychopatisch in een inrichting opsluiten. Maar zijn uiteindelijke conclusies zijn voorzichtiger: ‘Op grond van alles wat ik te weten ben gekomen, lijkt het mij dat als Christus heden ten dage op aarde zou terugkeren: 1. Hij een vrouw zou zijn. [...] 2. Toch zou je haar niet herkennen, want ze is niet één, maar allen. Wil je dus een film maken over de wederkomst van Christus in onze tijd, dan moet je: Een camera neerzetten in een willekeurige straat [...] en hem alles laten opnemen wat de mensen daar doen en dat zo lang mogelijk’ (blz. 269). Op de regisseur wil hij waarschijnlijk wraak nemen voor diens opmerking aan zijn adres: ‘Schop de regisseur de straat op. Hij wil enkel en alleen maar God zijn. Maar zijn soort God bestaat niet meer’ (blz. 269). | |
OntvangstNiks geloof is een experimenteel geloof. De structuur van de roman is, net als in Chambers' andere romans, ook experimenteel. Chambers gelooft niet in een rechttoe rechtaan verhaal, omdat zo'n verhaal zou suggereren dat er eenvoudige, duidelijke waarheden bestaan. Voor de structuur én voor de hoofdpersonen geldt wat Nik in het begin van het verhaal opmerkt: ‘Het leven krijgt alleen zin als het door de war gegooid wordt’ (blz. 6). Ook als lezer word je gedwongen zelf gege- | |
[pagina 65]
| |
vens in te vullen, verbanden te leggen en zo met een eigen interpretatie te komen. Volgens mij is deze uitdaging ook de enige mogelijkheid om de lezer aan het denken te zetten over levensvragen. Verhalen waarin alles door de schrijver ingevuld wordt en de personages en het gebeuren overzichtelijk worden gepresenteerd, zijn hoogstens geschikt voor entertainment. Die verhalen beklijven niet. Chambers laat zien dat een verhaal met een ingewikkelde structuur helemaal niet saai hoeft te zijn. Nu weet ik het is humoristisch en spannend. Die spanning wordt op de eerste bladzijden al opgeroepen, wanneer de hoofdinspecteur van politie de melding krijgt van de kruisiging: ‘Eerder op de dag was er een jongeman aangetroffen die gekruisigd was aan een roestig metalen geval’ (blz. 10). Hij geeft een agentje van negentien jaar de opdracht ‘de kruisiging te doen’. Het onderzoek door deze agent, Tom, komt regelmatig terug. De kruisiging zelf staat pas aan het einde van het boek. De lezer is nieuwsgierig: hoe zit dat met die kruisiging? Chambers schrijft altijd beeldend, filmisch; in dit verhaal voert hij niet alleen een filmploeg op, maar hij verwerkt ook filmische verwijzingen en filmcitaten. Aidan Chambers is een populaire auteur voor adolescenten, niet alleen bij de recensenten, ook bij de lezers. Zijn boeken zijn in veel landen en in grote oplagen uitgegeven. Daarom is het merkwaardig dat Nu weet ik het nooit herdrukt is, hoewel de recensent van Trouw schreef dat het boek onmiddellijk een bestseller was.Ga naar eind4. Alle recensies waren lovend. Representatief is een citaat uit een recensie in De Standaard: ‘[In een samenvatting] lijkt de jongste jeugdroman van Aidan Chambers, Nu weet ik het, op het randje van de godsdienstwaanzin of toch van de melodramatiek te balanceren. [...] Nu weet ik het is een vreemd boek, fascinerend onder meer door de treffende wijze waarop oude waarheden over lijden, liefde en vooral geloof, met nieuwe woorden en verfrissende, ook humoristische bedenkingen worden aangeboden. Spannend ook, bijna als in een thriller, beschrijft Chambers hoe Nik op zoek gaat naar Jezus en diens kruisdood. Niks retraite in het klooster is een brok zinderend innerlijk leven (Chambers weet waarover hij schrijft: voor hij trouwde was hij zelf acht jaar kloosterling). De beschouwingen van Julie, onder meer over lijden, pijn, God, zouden in alle bezinningsboeken een plaats mogen krijgen. Beter nog is dat veel plus-zestienjarigen Nu weet ik het lezen en herlezen.’Ga naar eind5. Deze oproep tot lezen en herlezen onderschrijf ik volledig. Mij heeft het herlezen intellectueel en emotioneel genot verschaft. Mijns inziens zijn jongeren nú meer bezig met vragen over spiritualiteit dan bij de eerste verschijning van het verhaal in 1990. De uitgever zou er goed aan doen het boek te herdrukken, zoals met alle andere romans uit zijn Dance Sequence gebeurd is. |