Liter. Jaargang 14
(2011)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Marlies Verwoerd
| |
[pagina 56]
| |
Hier wordt meteen een belangrijk motief van het boek duidelijk: Thomas neemt zich voor ‘het hart van de farao’ te veranderen. Geïnspireerd door de tweede plaag van Egypte, giet hij rode ranja in het aquarium. Dit leidt tot veel geweld in huis. ‘Je moet snel dat water verversen Thomas,’ zei moeder. Als Thomas' moeder toch probeert het water van het aquarium te verversen, slaat de vader haar. Thomas beseft dat de plagen van Egypte niet zullen helpen: ‘Er moet een ander plan komen om het hart van de farao te veranderen.’ Steeds als er sprake is van geweld in huis, psychisch of fysiek, verschijnt Jezus aan Thomas en voert een gesprek met hem. Toen hij in bed lag, probeerde Thomas te bidden. Hij had net gezegd: ‘Here God, vergeef het hem niet, vergeef het hem nooit...’ toen opeens de Here Jezus in beeld kwam. Hij stond weer eens te wapperen in zijn witte jurk, in een woestijn of zoiets. Er was in elk geval een boel zand en een hoop blauwe lucht. | |
[pagina 57]
| |
In deze citaten wordt duidelijk dat Thomas een jongen is die blijft geloven - maar niet in de versie van God die zijn vader hem voorhoudt. ‘God de Vader is uit mij weggeslagen’, zegt Thomas tegen Jezus. Hij gelooft dus wel in Jezus, de God die afdaalt naar de mensen. In dit boek de God die heel letterlijk communiceert in Thomas' taal. De aanwezigheid van God wordt voor de lezer, niet voor Thomas overigens, steeds duidelijk door het motief van de natuur. Voor Thomas zwemmen er tropische visjes in de gracht, voor Thomas regent het wanneer zijn vader zijn moeder slaat, voor Thomas is er ‘een triljoen kikkers’ op de been, die hem willen helpen om het hart van zijn vader te veranderen (die hij echter wegstuurt: ‘Jullie mogen hier niet naar binnen, want dat mag niet van mijn moeder. En Moeders wil is wet.’). Ook de engelen in de hemel kijken regelmatig mee in het gezin. Zij hebben verdriet wanneer Thomas verdriet heeft: ‘God zweeg in alle talen. De engelen probeerden hun tranen te drogen, maar hun zakdoekjes raakten zo doorweekt dat het zelfs in de woestijnen begon te regenen.’
Een cruciale rol in het boek is weggelegd voor mevrouw Van Amersfoort, de ‘heks’ van het dorp. Thomas leert haar kennen als hij uit beleefdheid haar boodschappen voor haar naar binnen draagt. Zij laat Thomas kennismaken met de wondere wereld van muziek en verhalen. In de eerste passage met mevrouw Van Amersfoort wordt voor het eerst het leidmotief van het boek genoemd: ‘Wat wil je later worden eigenlijk?’ vroeg ze. Mevrouw Van Amersfoort is in eerste instantie de enige die niet bang is voor de vader van Thomas. Zij confronteert hem verschillende keren met zijn gedrag. Thomas vindt een briefje dat zij aan zijn vader heeft geschreven: ‘Een man die zijn vrouw slaat, onteert zichzelf.’ Thomas schrikt hier erg van. Hij begrijpt niet hoe mevrouw Van Amersfoort weet dat er geslagen wordt in het gezin. Hij draagt het briefje geruime tijd bij zijn borst, vastgemaakt aan zijn kleding met een veiligheidsspeld. Uiteindelijk legt hij het in de Bijbel. Vader vindt het wanneer hij na de maaltijd uit de Bijbel wil lezen. ‘De vraag is dus: wie heeft dit briefje in de Bijbel gelegd?’ | |
[pagina 58]
| |
Het leek of alle leven op aarde was uitgestorven, zo stil was het. De doden op de kerkhoven werden er wakker van. Ze spitsten hun oren, maar hoorden niets. In de minuten die volgen, nemen Thomas, zijn moeder en zus Margot het voor elkaar op. Alle drie beweren zij het briefje in de Bijbel te hebben gelegd. Uiteindelijk wordt het de vader duidelijk dat Thomas het heeft gedaan. Als hij Thomas beveelt naar boven te gaan met de lepel, is de moeder van het gezin voor het eerst kalm en assertief. Zij beschermt Thomas en blijft volhouden dat hij geen straf heeft verdiend. Vader hief zijn hand dreigend naar haar op. Nu de vader is ‘verslagen’ komt er in plaats van de angst ruimte voor mooie dingen in het gezin. Mevrouw Van Amersfoort haalt Thomas over om een ‘voorleesclub’ te starten en nodigt hiervoor veel vrouwen uit. ‘Je moet niet bang zijn’, | |
[pagina 59]
| |
zegt ze tegen Thomas. ‘Je wilde toch de plagen van Egypte? Niet de kikkers, niet de muggen en niet de builenpest, maar wíj zijn de beste plaag. Wij vrouwen en kinderen. Daar kan geen farao tegenop.’ Als extra bevestiging ziet Thomas Jezus, en het valt hem op dat Jezus erg op zijn moeder lijkt als ze haar haar los heeft. Wanneer Thomas voelt dat hij niet bang meer is, hoort hij ‘geruis boven zijn hoofd. Het was het applaus van de engelen.’ Ook Thomas' moeder is niet meer bang. Als de visite binnen is en zij in de deuropening verschijnt, kijkt iedereen naar haar. ‘Haar jurk was lichtgeel, bijna wit, smal van boven en wijd van onderen. Ze had voorzichtig haar lippen gestift. Haar haar hing los over haar schouders.’ De vader van het gezin zondert zich af. Thomas begrijpt hem opeens: ‘Vader was bang voor vrolijkheid. Hij was vooral bang voor spot. [...] Vader was als de dood. Moeder keek naar vader om. Kom toch jongen, gebaarde ze. [...] Hij kon het niet. Hij durfde niet bij de mensen te horen.’ In Het boek van alle dingen staan angst en liefde tegenover elkaar. De woorden van Johannes klinken erin door: liefde drijft de vrees buiten. Zolang de angst heerst, kan er niet worden geloofd en kan er ook niet vanuit het geloof worden geleefd: de moeder en Thomas ‘hoeven niet bang te zijn voor God’, maar ze moeten eerst van hun angst worden verlost om werkelijk te kunnen liefhebben.
Ik ben een schijterd, om met de woorden van Thomas te spreken. Ik hou niet van schijterds, maar ik ben nu eenmaal zo. Toen ik Het boek van alle dingen las, dacht ik voor het eerst sinds lange tijd weer aan de wandelingen met mijn oma. Ik heb dagenlang aan haar gedacht. Ineens besefte ik dat mijn oma me iets belangrijks heeft geleerd over angst: dat die je altijd weghoudt van waar je graag wilt zijn. Soms helpt het, als ik voel dat ik weer teveel een schijterd word, om hieraan te denken: een klein meisje met haar handen op haar rug, naast een vrouw in een zwarte jurk, op de stoep tegenover de kerk. Al is dat vleesmes ook wel een goeie. |
|