Doe mij dankbaar en gezond
opstaan in de morgenstond.
Als ik mijn ogen open doe
straalt uw zon mij vriend'lijk toe.
Heer, verhoor nu mijn gebed.
De dominee met de mooie naam De Liefde schreef dit gebedje, meer dan honderd jaar geleden. Mijn versie wijkt misschien af van het origineel, en zeker van de gemoderniseerde versie, maar dat geeft niet: dit was mijn eigen kindergebed, dit waren de woorden waarmee ik lang geleden bad, in mijn kinderbed. Gek genoeg herinner ik me dat mijn moeder op een avond mijn kamer binnenkwam, terwijl mijn lichtje al uit was. Het licht achter haar, in de gang, was aan. Zij vertelde dat ik ook wel eens een gebed kon bidden met eigen woorden. ‘Dat doe ik al’, zei ik toen.
Gek genoeg weet ik niet meer dat ik bovenstaande regels bad. Ik wilde graag groot zijn, en bidden zoals volwassenen dat deden, zoals gereformeerde volwassenen dat deden. Katholieken zijn soms jaloers op de persoonlijke breedsprakigheid van gereformeerden, hoorde ik laatst. Bij mij is het andersom. Ik bid vooral uit het boekje. Wel uit een boekje dat ik zelf kocht, voor vijftig cent bij de kringloop, in de hoop dat het uitspreken van de oude, gekalibreerde gebeden (met Vaticaanse handtekening) mij zou helpen om rustig te slapen.
Met dezelfde gedachte kocht ik afgelopen voorjaar in het bedevaartsoord Banneux een foute knuffel voor mijn dochter: een zacht beertje met slaapmuts, ogen dicht, met gebogen knieën en gevouwen voorpootjes. Zo hadden wij, ongeveer vijftien jaar geleden, een dalmatiërknuffel op onze hoofdkussens liggen, die we een naam hadden gegeven, net voor we een echte hond kochten. Maar dat laatste wisten we nog niet.
Ik heb mijn dochter nooit uitgelegd wat het gebedje betekent, en waar ‘schoon’ de verkorte versie van is. We bidden het gewoon, net als het Onzevader, maar dat is meer een familiegebed, voor bij de aardappels. Otten schreef over het Paternoster in nrc Handelsblad van 7 maart 2008: ‘Ik verkies het te denken dat het Onze Vader de laatste zone is die we begaan; de laatste keer dat we de wereld kunnen vergeten. Waar het altijd om te doen was.’ Ik wil sommige regels zo vaak bidden dat ik ze later, bij onafwendbare slaap en angst voor enge dromen, automatisch kan bidden. Ook als ik niet meer weet wat ze betekenen. De regels moeten in mijn ziel worden gefreesd.
De volgende regels van een Rotterdamse dichter gaan over een vader en een