Ik wist dat de nonnen op school zwoeren bij gebed. Problemen met moederoverste? Een gebedje. Een leerling die hoorde noch voelde? Flink wat Onzevaders en Weesgegroeten op de stenen kerkvloer.
‘Dag God’, zei ik zachtjes. ‘Kunt U me horen? Opoe denkt niet meer, maar als ze denkt, denkt ze misschien aan Leo en mist ze hem. Kunt u haar helpen?’
Ik luisterde ingespannen. Er kwam niets, ik moest veel harder bidden. Ik moest knielen met mijn blote knieën op de rieten tegelmat. ‘Goede God, lieve God’, zei ik, ‘ik bid voor opoe’.
Er volgden weken van gebed. Ik bad op alle plaatsen: in bed, aan tafel, op school, in bad, de kerk, de auto, op de fiets, in de winkel. Ik slenterde naar huis, de rozenkrans in mijn broekzak, ongezien gleden de kralen van duim naar pink.
Mijn vrienden vonden me sloom. Ze kwamen me halen om te spelen, maar ik moest bidden. Als ik uit school kwam, liep ik naar mijn moeder.
‘Is ze al dood? Nog niet?’
Ik begon zowaar in mijn gebed te geloven.
Weken gingen voorbij. Mijn moeder kreeg bericht van het platteland.
‘Ze is er nog. Een wonder dat het oude mens het volhoudt.’
Ik keek uit het raam en zag mijn vrienden spelen op het veld. De kralen maakten zachte geluiden in de kom van mijn hand. Ik dacht aan God, die zich verwaardigde te luisteren naar een meisje dat liever bad dan speelde.
Maar met opoe ging het goed. Gewoon doorbidden en ze zou herrijzen.
Ik maakte zelfs geen huiswerk meer. Bidden ging voor. Als de nonnen boos werden, zouden ze me toch prijzen.
Maar wat werd dat bidden saai. Het hielp wel, maar ik begon me te vervelen. Ik bad extra om daarvoor vergeving te vragen.
Op een dag dacht ik: zolang ik bid blijft zij leven! Dan kan ik blijven bidden.
De dag erop kwam ik laat thuis. Ik was blijven hangen met mijn vrienden op het veld. Mijn moeder kwam naar me toe. Mijn hand tastte in mijn broekzak. Die was leeg. Mijn moeder zei: ‘Opoe is dood. En Leo ook.’
God is hard en kinderen zijn dom.
Ik had voor de verkeerde gebeden! Voor opoe die al over de honderd was. Die had ik met het oponthoud vast geen plezier gedaan. Terwijl Leo...
Die had mijn gebed goed kunnen gebruiken. Voor hem had ik willen blijven bidden.
Of kon het God allemaal geen barst schelen? Was Hij onverschillig geworden in Zijn werk? Liet Hij zomaar veel te jong die lieve Leo sterven en veel te laat dat oude opoetje?
Of was God overspannen? Had Hij het te druk met Zijn doden?