Liter. Jaargang 14
(2011)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Teunis Bunt
| |
BeestenboelIn De ark van Noach van Peter Spier komt zelfs nauwelijks tekst voor: het boek begint met ‘...maar Noach vond genade in de ogen van de Heer’ en het besluit met ‘...en Noach plantte een wijngaard.’ Verder wordt er in het begin het gedicht ‘De Zondvloed’ van Revius geciteerd, waarin elke regel uit drie woorden van één lettergreep bestaat: ‘Hoog en lank, / Breed van gank, / Dik en stark. / Was de ark [...]’. Dat is alles. De rest van het verhaal moeten de plaatjes vertellen. | |
[pagina 36]
| |
Revius vertelt in zijn gedicht dat er allerlei dieren in de ark komen. Wat buiten moet blijven ‘Gaf den geest / In den grond. / Om de zond / Die het al / Bracht ten val.’ Na de zondvloed komen de arkelingen ‘Weer aan 't land, Door Gods hand / Die liet af / Van zijn straf. / Hem, de Heer, / Zij de eer!’ Revius blijft dicht bij de Bijbel en dat doet Spier ook. Alle onderdelen van het Bijbelverhaal zijn in het prentenboek terug te vinden. Het boek van Spier is echter heel anders dan de navertelling van B.J. van Wijk. Dat zie je al aan de buitenkant van het boek. Voorop staat de ark met daarop een vrolijk gezelschap dieren. Om de ark springen dolfijnen uit het water, er zwemmen eenden en zwanen, we zien vliegende vissen en vogels en dat allemaal in vrij lichte kleuren; het lijkt stralend weer. Speels spuiten de olifanten met hun slurf water op de lachende dolfijnen. De zondvloed moet een feestje geweest zijn. Die lichte toets heeft het hele boek. Op de eerste plaat zie je weliswaar een brandende stad en met pijlen doodgeschoten mensen en dieren, maar die zijn maar klein getekend en aan de andere kant van de plaat zie je Noach, die in een baan zonlicht zijn druiven plukt. Ook verder in het boek legt Spier de nadruk op het vrolijke: de vrouw van Noach vindt de muizen eng, Noach heeft moeite om maar twee bijen binnen te laten en de rest buiten de boot te houden en de vogels die te veel zijn, veegt hij chagrijnig met een bezem van het dak. Zelfs het verdrinken van de dieren is geen ramp. De dieren die niet in de ark kunnen, gaan bij elkaar staan en wachten rustig tot ze kopje onder gaan. De jeugdige lezer/kijker zal er waarschijnlijk onbewogen onder blijven. Binnen in de ark is het een heel gedoe: de olifant gaat op de staart van een muis staan, de kippen en eenden krijgen kuikens, de katten, de honden en de konijnen jongen. En dan de zooi die die beesten maken! Noach wordt er soms een beetje moedeloos van. Maar als uiteindelijk de duif terugkomt met een olijfblad in de snavel, vallen Noach en zijn vrouw elkaar in de armen. De giraf wil het blad wel hebben, net als de rups en het konijn, maar uiteindelijk krijgt de koe het lekkere maaltje. Als het helemaal droog is, verlaten de dieren de ark. Noach blijft achter met een stuk of tien katten en een ark waarin het een vreselijke troep is. Maar dat kan Noach allemaal achter zich laten. Op het laatste plaatje zie je de ark nog in de verte op een bergtop, dichterbij wordt koren gemaaid, een akker geploegd, de wijngaard aangelegd en worden de schapen gehoed. Een harmonische wereld, alles is weer goed. Er staat een regenboog aan de hemel. Spier heeft eigenlijk een kinderbijbelverhaal verteld: het Bijbelverhaal, maar dan bevattelijk voor kinderen. Hij heeft wat grappige, dagelijks dingetjes toegevoegd, waardoor het een licht verhaal blijft. De gruwel van het zondvloedverhaal is geheel afwezig. | |
[pagina 37]
| |
EenhoornTonke Dragt vertelt in Wat niemand weet (illustraties van Annemarie van Haeringen) ook het Bijbelverhaal na. Wel wijkt ze op verschillende punten af. Zo komen de dieren niet naar de ark, maar moeten ze door Noachs zonen gevangen worden. De dieren zijn onwillig, ze willen die griezelige boot niet in. ‘Ook niet toen Noach het geheim vertelde van de Grote Vloed.’ De zoons krijgen de dieren toch aan boord. Maar Noach merkt dat er een dier ontbreekt: de eenhoorn. Hij stuurt zijn jongens er opnieuw op uit. Ze vinden de eenhoorns echter niet, want die houden zich verborgen. Als ze terugkomen, beweren ze zelfs dat eenhoorns niet bestaan: ‘“Wij hebben nergens een Eenhoorn gezien”, antwoordden zijn zonen. “Nu niet en nooit. Een sprookjesbeest? Een fabeldier! De Eenhoorn bestaat niet!”’ Dan vertonen de eenhoorns zich, maar ze gaan niet mee met de ark. Noach vraagt of ze mee willen zwemmen, zodat hij ze tenminste kan voeren. Dat doen ze wel, maar de eenhoorns redden het niet: ze zinken als er op hun hoorn allerlei vogels gaan zitten die rust zoeken voor het hol van hun voet. Dat lijkt een trieste geschiedenis, maar Dragt suggereert dat de eenhoorns onder water geëvolueerd zijn tot narwallen. ‘Wie weet wil de Narwal eens aan wal komen en weer Land-Eenhoorn worden. Als er op het land ongerepte wouden zijn om in te dwalen en uitgestrekte velden om over te draven...’ Hoe het met Noach afloopt, vertelt Dragt niet. Blijkbaar is het haar meer te doen om de eenhoorns dan om de zondvloed. De eenhoorns zijn bijzondere dieren met bijzondere kwaliteiten. Dat er een ‘Grote Vloed’ zou komen, is voor de mensen een geheim, maar voor Noach niet. ‘Ook voor de dieren was het een geheim, behalve voor de Eenhoorns.’ Wie ze dat geheim ingefluisterd heeft, is niet duidelijk. In Wat niemand weet is er wel een werkelijkheid die anders is dan de dagelijkse werkelijkheid. Een bovenwereld kun je dat eigenlijk niet noemen. Misschien is het juist wel de onderwaterwereld, waarin eenhoorns wellicht in narwallen kunnen veranderen. Dat ligt dichter bij een sprookje als De kleine zeemeermin of bij Spongebob dan bij het Bijbelverhaal. | |
MoederzielNog weer anders vertelt Geert de Kockere het verhaal in Noach. Eerst geeft hij aan dat het al een oud verhaal is. ‘Ouder dan de oudste bomen in het oudste park.’ Noach heeft iets in zijn hoofd. ‘Het is moeilijk uit te leggen wat het precies was. Het was iets wat niet helemaal van hemzelf was. Alsof het er van hoog uit de hemel was in geblazen.’ Noach weet dat het gaat regenen en dat hij een boot moet maken. De maten van de boot zitten ook al een hele tijd in zijn hoofd. Als de boot klaar is, kan hij niet | |
[pagina 38]
| |
gaan zitten wachten tot de dieren komen; hij moet op pad. Daarom klimt hij op de rug van Dier en gaat anderen vragen of ze meegaan. Hij vraagt achtereenvolgens Vrolijkheid, Koppigheid, Zorg, Schrik, die ook wel Twijfel heette, Koelbloedigheid, List. Ze gaan niet mee, maar Noach bedenkt dat het leven nog wel meer is dan Vrolijkheid, Koppigheid, Zorg, Schrik, die ook wel Twijfel heette, Koelbloedigheid en List. ‘Liefde bijvoorbeeld. En Speelsheid. En Wanhoop, Durf, Valsheid, Venijn, Hoop, Vriendelijkheid, Nijd, Moederziel,... Een moederziel zou goed zijn voor de boot, dacht Noach. Maar ook Moederziel wilde niet mee.’ De laatste die hij ontmoet, is Moed, maar ook Moed wil het schip niet in, zodat Noach maar in zijn eentje de ark in gaat. Het gaat regenen en het water stijgt. De ark gaat drijven en Noach kijkt of hij nog iemand ziet. ‘Soms dacht hij in de verte iets te zien dat bewoog. Iets wat op Hoop leek. Of op Liefde. Op Moederziel misschien. Maar zeker was hij niet.’ De Kockere vertelt dat hij meer niet over Noach heeft gehoord. Het lijkt een triest verhaal, maar misschien valt het mee. Misschien hield het wel op met regenen. ‘Wie weet, hadden Vrolijkheid, Liefde, Venijn, Moed, Koppigheid en al de rest zich kunnen redden en kwamen ze Noach vragen of ze de volgende keer wel met de boot mee mochten. Wie weet... Zie jij nog Vrolijkheid? Kom jij vandaag nog Koppigheid tegen? Is er nog Moed? Zag je onlangs nog Vriendelijkheid? Liefde? Een Moederziel misschien? Wel dan!’ | |
Wel dan!Drie keer Noach. Spier is de kinderbijbelverteller, die de bite uit het verhaal heeft gehaald om het voor kinderen verteerbaar te maken. Tonke Dragt is de sprookjesverteller die het verhaal van de verdwenen of misschien niet verdwenen eenhoorns wil vertellen. En dan is er Geert de Kockere nog. Voor mij stijgt De Kockere hoger dan Dragt en Spier. Hij schrijft een rijk verhaal over iemand die iets in zijn hoofd heeft en dat uitvoert, ook al staat niemand aan zijn kant. Hij schrijft ook een boek over oude verhalen, die misschien onvolledig en vervormd overkomen, maar ons toch wat te zeggen hebben. En ten slotte vertelt hij over het leven, dat we ingaan met al onze menselijke eigenschappen, zoals Vrolijkheid, Koppigheid, Schrik, die ook wel Twijfel heet, Hoop, Liefde, Venijn, Moed, Speelsheid, Wanhoop... Zo'n beetje de hele wereld kan verdwijnen, maar zij blijven. Voor sommigen zal De Kockere te ver afgedreven zijn van het Bijbelverhaal, maar dat wil ik graag bestrijden. Hij vertelt het verhaal uit Genesis op zijn manier na en haalt meteen diepere lagen uit dat verhaal naar boven. Ach, je mag van mij ook best zeggen dat hij die lagen zelf aanbrengt. Dominees doen volgens mij niet | |
[pagina 39]
| |
anders. Ze proberen betekenis te geven aan verhalen, zodat mensen aan het denken worden gezet en na de kerkdienst er iets van mee naar huis kunnen nemen. Zo werkt Noach van De Kockere ook. Iemand die samen met Moederziel op de bank zit en het boek dichtslaat, ontkomt niet aan de troostende gedachte dat er ondanks alles nog steeds Vrolijkheid is. En Koppigheid. En Moed, die Leeuwenmoed is. En Liefde natuurlijk. Wel dan! |
|