Parodie op de realiteit
Daar zit ik dan, met een roman over zelfmoorden op een begraafplaats - omdat dat nu eenmaal het enige rustige buitenplekje dicht bij huis is en ik bovendien een zwak heb voor begraafplaatsen. Daar zit ik dan in de zon, met de nieuwste roman van Philippe Claudel: Het Onderzoek. Een onderzoek naar een golf van zelfmoorden binnen een bedrijf, zo verklapt mij de flaptekst. Zo'n anderhalf uur later ben ik een half boek verder en loop ik naar huis, enigszins in verwarring. Want over zelfmoorden is het nog nauwelijks gegaan.
Er is een Onderzoeker die toegang probeert te krijgen tot het Bedrijf waar hij zijn Onderzoek moet doen. Er is een stad waarin overdag de stoepen vol zijn met mensen die allemaal dezelfde kant op lopen, en waar de Onderzoeker onmogelijk de andere kant op kan gaan, laat staan de straat kan oversteken. Er is een hotel waar de ontbijtzaal de ene ochtend vol zit met schransende Toeristen, de volgende ochtend met Ontheemden die een karig ontbijt voorgezet krijgen.
Ik lees verder als ik in de trein zit. Normaal gesproken geeft reizen per openbaar vervoer mij een gevoel van rust: het doel ligt vast, gedurende mijn rit bepaalt een ander de snelheid, er wordt nu niets anders van mij verwacht dan dat ik blijf zitten tot ik op de plaats van bestemming ben - een gedachte die zelfs vertraging tot een feest kan maken. Maar intussen is de kafkaëske wereld van Het Onderzoek me aangevlogen. Want de Onderzoeker, die kan ook niets meer doen dan zich laten leiden. Hoe verder de roman vordert, hoe meer zijn eigen initiatief, zijn eigenheid in de knel raakt. En dat is verre van rustgevend. Zeker omdat ook zijn menselijkheid in de knel komt. Zo is er bijvoorbeeld een badkamer die er paradijselijk uitziet, maar uit de overvloedig aanwezige kranen blijkt kokend water te komen.
Mijn gedachten gaan naar De bewakers, de roman waarmee Peter Terrin in 2010 op de shortlist van de Libris Literatuurprijs kwam. Twee bewakers houden de wacht bij een appartementencomplex. Ze houden zich keurig aan de regels van hogerhand terwijl zij feitelijk niet weten waartegen ze de appartementen beschermen en wie hun opdrachtgever is. Als er een derde bewaker bij komt, breekt er in hun miniwereld oorlog uit. Een traag en surrealistisch boek, en dat is deze Claudel ook. En net als De bewakers is Het Onderzoek een allegorisch verhaal.
Claudel geeft genoeg aanwijzingen. Misschien zelfs wat te veel. De Onderzoeker noemt zijn ervaringen zelf ‘een parodie op de realiteit’. En er is natuurlijk het hoofdlettergebruik bij functienamen en andere benamingen. Een voor de hand liggende manier om het Bedrijf en de personages universeel te maken. Zo gaat dit boek ineens over onze maatschappij, of nog breder, over de menselijke staat. Met grote nauwgezetheid vasthouden aan regels terwijl die belachelijk zijn, meelopen met de stroom terwijl je zelf eigenlijk iets anders wilt, armoede zien terwijl je het zelf goed hebt.
Dit soort observaties levert bij de Onderzoeker gedachten op als ‘Zonder het idee van een samenleving kan er geen orde bestaan. Er wordt vaak gedacht dat het andersom is, maar dat is niet het geval. De mens heeft een orde gecreëerd terwijl er niets van hem gevraagd werd.’ En: ‘[...] je [kunt] waarschijnlijk niet gelukkig [...] zijn zonder dat iemand die ergens anders leeft aan geluk moet inboeten.’
In dit soort beschouwingen dringt de