Maatwerk
Blokgedichten, beeldsonnetten, tekeningen
Als Ted van Lieshout een atleet geweest zou zijn, dan was hij vast niet zomaar een hardloper of kogelstoter, maar een tienkamper, een allrounder die op alle terreinen de beste probeert te zijn. Maar Van Lieshout is geen atleet, hij is dichter. En prozaschrijver. En beeldend kunstenaar. En vormgever. Hij doet in de literatuur mee als vierkamper.
Dat merk je goed aan zijn boek Driedelig paard, dat de ondertitel ‘blokgedichten, beeldsonnetten en tekeningen’ meekreeg. Het boek ziet er beeldschoon uit en het is werkelijk heerlijk om te lezen.
De teksten worden door Van Lieshout ‘blokgedichten’ genoemd, al lezen ze niet als gedichten. Ze doen (qua vorm, niet qua inhoud) denken aan de blokken tekst die Henk van der Waal publiceerde in een van zijn vroege bundels.
Van Lieshout heeft de lettergrootte zo aangepast aan zijn teksten, dat ze precies een complete bladzijde (en een enkele keer twee) beslaan. Alinea's zijn er niet. Daardoor kun je aan de tekst niet meer zien of het een gedicht, een verhaal of een brief is.
De teksten zijn bijzonder origineel. In het eerste deel bijvoorbeeld fantaseert Van Lieshout over sprookjesmotieven in de hedendaagse werkelijkheid. Zo vinden kinderen een meermin aan het strand en in het bos bijt een hond een kabouter dood.
In het tweede deel komen we verscheidene klachtenbrieven tegen. Die zijn vaak uitermate grappig, vooral door de formele toon, die je niet bij de aanleiding verwacht. Zo is er een brief van een moeder aan haar achtjarig kind, waarin zij zich beklaagt over het moederdagcadeau: ‘Het was een tekening van zo geringe kwaliteit - om niet meteen te zeggen dat hij ronduit slecht was - dat ik hem zelfs niet met een magneetje aan de koelkast kon hangen, omdat ik me zou schamen als iemand hem zag.’
Of wat te denken van de klanten die zich onheus bejegend voelen door een poelier (‘Raaymakers op de Wilgenroosjesweg nummer 23’) omdat hij weigerde de dierenvrienden pootjes van nog levende kippen te leveren. ‘Wij hebben op redelijke toon uitgelegd dat pootjes operatief kunnen worden verwijderd zonder dat het dier daaraan overlijdt. Meneer Raaymakers lachte ons toen midden in ons gezicht uit.’
De illustraties (een kaboutermuts bij de doodgebeten kabouter, een vissenstaart bij de meermin, een veer bij de poelier) zijn vaak geheel of gedeeltelijk door de tekst heen geplaatst en lopen van de bladzijde af. Het ziet er allemaal heel fraai uit.
Al in vorige bundels publiceerde Van Lieshout beeldsonnetten: sonnetten die niet uit woorden bestaan, maar uit plaatjes. De regels zijn dan bijvoorbeeld gevuld met cashewnoten. Het sonnet heeft omarmend rijm, want het nootje in regel een is hetzelfde als dat in regel vier. De sonnetten passen wat inhoud betreft bij het verhaal (het blokgedicht) dat ernaast staat.
Niet alleen zijn de verhalen, de sonnetten en de tekeningen afzonderlijk goed of fraai, ze vormen ook een harmonieus geheel: drie mooie delen die samen een prachtpaard vormen.
In Driedelig paard komt verschillende