Liter. Jaargang 14(2011)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Les Murray Gedichten De maanman Schimmige kangoeroes hopten weg toen wij het hoge veld inreden we kwamen thuis van een bruiloft onder een nachthemel van gestremde melk op dat moment klaarde zijn volle gezicht op: maanman, de eerste geboorte ooit die nog altijd zijn moeder masseert en haar licht zendt, als dank dat hij volwassen werd geboren. Zijn glans zit in ons bloed. Was aarde ooit volledig van de weeën genezen hadden de kleine geboorten niet kunnen gebeuren. [pagina 60] [p. 60] De duivel Van de duivel moet ik hebben gehoord in onze splinterige kerk maar mijn eerste herinnering aan hem was toen ik, als kind van een ossendrijver, in een clan van virtuoze vloekers, voor het eerst de zwarte poëzie probeerde. Mijn lasterlijke vuilbekkerij verbijsterde Barney mcCann, de timmerman uit Krambach die bij ons logeerde om de stal op te knappen: ‘God beware me, ik ga niet bij jou op de veranda slapen. Vannacht niet! Na wat je daarnet allemaal zei komt de ouwe duivel je straks halen. O, die rotzak met z'n klauwen en z'n staart.’ Mijn ouders glimlachten ongemakkelijk. Vleermuizen fladderden, de maan scheen door het gaas. ‘Komt ie me halen, de ouwe duivel?’ piepte ik, vier jaar oud, door de wand, ‘Komt ie me halen?’ De lenige, knokige man van pure verschrikking, aan de planken van het huis hangend als de schoudergeklauwde Hoatzin-vogel in de almanak van mijn moeder. ‘Niet als je ophoudt met vloeken. Ga slapen, Leslie.’ Maar hij was een keer goten aan het solderen en gebruikte een veer om de naden te bestrijken met vloeimiddel uit een geel flesje. ‘Zoutgeest: vreet zich overal doorheen. Alleen dit flesje houdt het tegen. Een druppel ervan op je hersenpan schroeit dwars door je heen de grond in - vreselijk spul.’ Toen zwiepte hij met die veer [pagina 61] [p. 61] mijn kant op, en deinsde grijnzend achteruit voor mijn hysterisch jankende scheldkanonnade. ‘Juist! Dan slaap ik dus niet bij jullie. Hij komt iedereen halen vannacht.’ Ik was genezen. Het werd een familieverhaal. Maar in de loop van de jaren daarna sloop ik terug, eerst bij daglicht, naar de taal die gekrenkte mensen spreken en die me zo'n opwindend gevoel van eenzaamheid en leegte bezorgde dat doctrines van de kerk en de verwaandste verwerping ervan allebei waar zouden moeten zijn, tegelijkertijd, om het te benaderen. Het paste mooi bij de toekomst. Vertaling: Maarten Elzinga Vorige Volgende