herhaalde orgasmen, die hij vermoedelijk ook in een langdurige relatie zou kunnen meemaken, is het doel van de Don Juan, zijn bron van intens fallisch plezier.
Dit voorbeeld leidt ons tot de conclusie dat de bouw aan het zo belangrijke zelfbeeld de centrale activiteit van het ego is. Of het nu het beeld van de charmante man is, of een ander beeld dat tot zelfuitbreiding leidt: het ego beleeft er fallisch plezier aan.
Deze activiteit kan in termen van theater worden gezien, zoals Jean Klein doet: ‘We zijn in het theater en bekijken onze eigen voorstelling op het podium. De acteur bevindt zich altijd “achter” het personage, en lijkt volledig op te gaan in het lijden, de heldenrol, de liefde, of de schurkenrol.’
Dit is een zeer complexe en misleidende opzet. Enkele conclusies van Lacan, die licht kunnen werpen op de relatie tussen ‘acteur’ en ‘personage’, zouden enige complicaties inzichtelijk kunnen maken.
Aangezien wij allen handelen in termen van taal, zowel in onze communicatie met de buitenwereld als in ons innerlijk leven (Lacan argumenteert dat ook het onbewuste geheel uit taal is opgebouwd) is de ‘acteur’ ook niets anders dan woorden.
Lacan benadrukt dat het onjuist zou zijn te zeggen dat iemand woorden gebruikt; beter is: iemands wordt voortbewogen door woorden, is, inderdaad, niets dan woorden.
Als wij spreken of schrijven presenteren wij ons door middel van woorden. Maar dat is nog geen directe communicatie tussen mensen. Volgens Lacan is directe communicatie tussen personen zelfs niet mogelijk.
Lacan formuleerde zijn definitie van verbale communicatie tussen personen als volgt: ‘Vertalers representeren de ene persoon aan anderen via vertalers’. Hij bedoelt: iemands mededelingen fungeren als een ‘advocaat’, die de ‘cliënt’ vertegenwoordigt, op zo subtiel mogelijke wijze, bij de ‘advocaat’ die op zijn beurt de gesprekspartner vertegenwoordigt.
De dialoog is, volgens Lacan, dus niet wat het op het eerste gezicht lijkt: het is geen onschuldige en directe communicatie, waarbij van twee kanten informatie over de sprekers wordt uitgewisseld door middel van taal. In feite is precies het tegenovergestelde van toepassing: de ‘advocaten’ worden geacht hun ‘cliënten’ te representeren op een manier die de waarheid volledig verhult, en het doel is steeds om de cliënt in de meest gunstige zin voor te stellen en het onderhandelingsresultaat zo optimaal mogelijk te laten zijn. Zo gezien is taal niet alleen communicatie, bedoeld om de sprekers met elkaar te verbinden - het is, allereerst en vooral, een manier om ze uit elkaar te houden.
Lacan geloofde dat taal - net zoals een advocaat niet alleen zijn cliënt vertegenwoordigt, niet alleen een toegewijde en gehoorzame medewerker is, maar ook zelf een entiteit is, die de cliënt in de richting van het belang van de advocaat stuurt -