bespreking las van Elizabeth Kooman in Liter 61. Wat zij leest, roept allerlei vragen bij haar op. Ze zegt dan ergens: ‘Die vraag zette mij weer aan tot een volgende mijmering.’ Wat een prachtig en raak woord: mijmering. Blijkbaar gaat Elizabeth op een of andere manier met een boek in gesprek. Nu is dat niets nieuws: iedereen zal zich er wel eens op betrappen dat hij tegen een boek zit te praten, tegen de verteller of tegen een personage. Voor mij was de opmerking van Kooman heel herkenbaar. Ik had net Tikkop gelezen, het laatste boek van Van Dis, en ik heb meermalen hoofdschuddend gereageerd op passages daarin. Soms wilde ik de hoofdpersoon, Mulder, terechtwijzen, of ik wilde de verteller tot de orde roepen, of de schrijver confronteren met zijn wel erg schematische tekening van de vroegere vriend van Mulder. Soms raakte ik bevangen door de uitzichtloosheid van veel Zuid-Afrikanen, herkende ik daarin parallellen met de wereld waarin ik leef en tegelijkertijd bewonderde ik dan weer de manier waarop Van Dis een en ander had opgeschreven. Zo duikt er drie keer heel even een oude vrouw op die zich zorgen maakt over haar kleinzoon Riempie. Dat levert prachtige miniatuurtjes op die mooi in het verhaal zijn gezet. Ontroerend.
En er is Onze Lieve Vrouwe van de schemering van Willem Jan Otten, een bundel essays. Het lezen daarvan vordert langzaam en dat heeft te maken met de dialoog die ik in stilte met de schrijver voer.
Literatuur is een uitnodiging tot gesprek. Zo zit dat. En ik wil uitgenodigd worden! Tijdens het lezen van Otten herkende ik nogal eens eigen leeservaringen. Tegelijkertijd hoopte ik, dat merkte ik althans, iets van zijn affiniteit voor films te kunnen meevoelen. Films doen het niet bij mij. Romans, gedichten, essays, toneel daarentegen wel, schilderijen en tekeningen ook, en laat ik de muziek niet vergeten. Foto's doen me al wat minder, maar met films kan ik dus echt niet goed uit de voeten. Daar valt niet tegenop te praten. Ik hoopte daarom dat Ottens cinefilie iets in mij zou bewegen, maar nee. Bij geloofskwesties, bij literatuur, zelfs bij het navertellen van een film (dus zodra de film een verhaal werd) kwam er bij mij iets los, maar bij de film zelf niet. Daarover zou ik met Otten dan nog wel eens verder in gesprek willen gaan. Dat heeft zijn boek intussen wel bij mij teweeggebracht. En ook dat maakt het boek van Otten tot literatuur.
Nu lees ik ook graag over middeleeuwse architectuur en een tekst over etstechnieken neem ik met veel plezier mee, maar daarbij is geen sprake van een gesprek, geen sprake van denkconstructies of ervaringen die ik mij al dan niet eigen wens te maken. Ik wil geïnformeerd worden en de informatie bevalt me. Dat is geen literatuur.
Otten gaf gastcolleges in Berlijn. Ze zijn opgenomen in de bovengenoemde bundel. Tijdens die colleges vertelt hij dat een schrijver probeert om de beweging het personage in te maken. Pas als de schrijver door het masker, door de ogen van zijn personage kijkt, komt een verhaal tot leven. Koos Meinderts vertelde me onlangs dat hij maar gestopt was met een boek, omdat hij er niet inkwam. Het werd geen avontuur voor de schrijver, hooguit een lijdensweg. Terwijl toch alles in orde leek: het verhaal was er, de ingrediënten lagen voor handen en waren zelfs deels al verwerkt, maar de beweging het verhaal in kwam niet.
Dat is een spannende spiegeling, want in feite doet een lezer hetzelfde omgekeerd: hij identificeert zich met een personage of met