de dolfijn hoog boven het water uit. Het is een metafysisch gedicht over enerzijds het huidige bestaan onder water - de dolfijn is in zijn element - en anderzijds een oorspronkelijk bestaan boven het wateroppervlak: ‘ooit was de dolfijn een landdier’.
Het plafond van de titel is in het gedicht die waterspiegel. Met wat de dolfijn van zijn herkomst heeft bewaard, is het hem mogelijk ‘van tijd / tot tijd aan de oppervlakte te komen’. Zijn evolutionaire bagage stelt de dolfijn zelfs in staat de hem door de natuur gestelde grens te doorbreken, ‘boven het water uit te springen / en een blik te werpen op de blauwe / of sterren- of wolkenlucht / en de kust’.
Die drievuldigheid van lucht: blauw, sterren, wolken, is weer een nieuw plafond. Bedenk daarbij dat de dolfijn een sterrenbeeld is aan de noordelijke hemel (Delphinus).
Met een blik op de kust als het land van herkomst, wordt de eerste regel van het gedicht bevestigd (inclusie van land en kust).
Schrijven is wedden op de goede verstaander. Voor wat Victor Schiferli aangaat, heeft Michel die weddenschap verloren. Schiferli spreidt zijn misverstand als volgt ten toon: ‘Michel is een dichter die ervan houdt om de dingen op te schudden, en lanceert de theorie dat dolfijnen ooit landdieren waren (het wandelde rond en haalde adem / onder druk van de weersomstandigheden / werd de dolfijn in luttele millennia / richting het water gedreven). Een absurd, fantastisch idee dat wordt ondergraven door de titel “Toespraak tot het plafond” - hier ligt iemand in zijn eentje wat voor zich uit te praten’ (www.victorschiferli.nl).
Schiferli leest er twee keer naast.
Dolfij nen stammen wel degelijk af van landzoogdieren, namelijk van de evenhoevigen die in het eoceen (vijftig miljoen jaar geleden) te water gingen. En Michels toespraak tot het plafond is van een grotere gelaagdheid dan dat iemand zomaar wat voor zich uit ligt te praten. Dit is niet een absurde toespraak ins Blaue hinein, maar een vertoog gericht tot het plafond, de bovengrens en daar doorheen, zoals de dolfijn onder water de wateroppervlakte boven zich heeft en daarboven weer de lucht.
Aan de vaste wal heeft de dolfijn een evolutionair voordeel overgehouden ‘dat gunstig is zij het indirect’: het ademhalingsorgaan van de landdieren. Onder water hebben longen geen nut, maar ze bewegen hem ertoe boven de zee uit te springen en aan gene zijde van het water een volgend plafond te ontdekken en de kust.
Als aandrift tot die sprong is het evolutionair voordeel van longen vergelijkbaar met ‘het blijven voortbestaan van dichters’. ‘The continued survival of poets’, vertaalt Paul Vincent (Poetry International). Ook van hen kun je je afvragen wat je met ze moet, en misschien is ook hun nut gunstig zij het indirect. Zij maken het mogelijk dat nu niet dolfijnen maar mensen een sprong maken en een blik werpen op wat boven hen uitgaat en waar zij vandaan komen.
‘Toespraak tot het plafond’ is het tweede gedicht in de bundel Bij eb is je eiland groter. Verderop in deze bundel noemt Michel de connectie beneden en boven ‘Ademgaten’, de titel van een cyclus van zes gedichten over de bioloog-dichter Dick Hillenius (1927- 1987), waarvan het laatste - dat andere dolfijnengedicht - luidt: ‘Hillenius staat voor de glazen wand / van een bassin, neonverlicht, / bijna mediterraan blauw. / Terwijl hij tegen de camera spreekt / beweegt de waterlijn boven zijn hoofd. / Soepel gebarende handen. / Af en toe duikt een dolfijn