Len Borgdorff
Naar Den Haag om Delft te zien
Ochtend is het op Vermeers ‘Gezicht op Delft’ uit 1661. Het zal er, net als op het moment van mijn bezoek aan het Mauritshuis, halverwege de ochtend zijn. De zon schijnt tussen enkele donkere wolken door en werpt zijn licht op het gedeelte van de stad achter de Rotterdamse Poort. Daardoor springt de toren van de Nieuwe Kerk in het oog. Die is een beetje overbelicht, zou je zeggen als het om een foto ging. Maar een schilderij is geen foto. Nee. Een schilderij is juist vooral geen foto. Dat realiseer ik me pas weer goed als ik al een tijdje naar het schilderij heb zitten en staan kijken.
Het is juni op het schilderij, eind juni, denk ik, want de weinige bomen staan vol in blad en tegelijk is er nog een zekere frisheid van kleur en atmosfeer die niet past bij juli of augustus.
Het is ochtend. Ik houd onder andere van dit schilderij omdat het er halverwege de ochtend is. Er staan mensen bij het water. Ze praten met elkaar. Ze hebben de tijd. Het ochtendritueel van wassen, aankleden, ontbijten is voorbij. Er zijn al wat klussen gedaan en nu mogen zij de tijd nemen voor iets anders, een praatje bijvoorbeeld. Er is vandaag nog genoeg tijd om aan de wachtende werkzaamheden toe te komen. We hebben de tijd.
Vanmorgen pakte ik de trein en ben ik hierheen gegaan. Ik ben op het bankje gaan zitten tegenover dit schilderij en ik kijk. Zolang ik dat doe, krijg ik de tijd. Nu en dan lopen er mensen voor me langs. Ze kijken naar het water op het schilderij, naar de zinderende strook licht, de parelende poorten aan de overkant en naar de mensen die bij het water staan te praten en alle tijd hebben. Als de bezoekers verder lopen, staan die er nog steeds, onverstoord, de mensen bij het water van de Kolk. En ik zit nog hier. We hebben de tijd. Daar houd ik van.
Er staan twee bijna manshoge meerpalen op de kade. Ook van verf gemaakt, maar anders dan de mensen. Ondanks hun verticaliteit lijken ze daarom niet op mensen en vragen ze nog minder aandacht dan de mensen. Die hebben overigens alleen maar aandacht voor elkaar, niet voor iemand die op een bankje naar ze kijkt of voor iemand die ze schildert. De palen zijn nog rustiger dan de mensen die daar zo kalm staan te praten. Helemaal op de voorgrond twee vrouwen, links van ze heb je de twee meerpalen en daar weer links van vijf personen: twee mannen en twee vrouwen, terwijl de meest linkse nummer vijf draagt, een kind. Ze staan voor een aangemeerde trekschuit.