secundair en tertiair. En vervolgens een soort ontplofte encyclopedie, alsof alles wat ik keurig in mijn geheugen had weggestopt ineens als bij een geplunderd huis voor me lag op straat. Half vergaan en half verkoold. Er kwamen zinnen voorbij, songteksten, citaten, filmscènes. Ik herinnerde me ‘Until death do us part’ en ‘Dood, waar is uw prikkel’. Ik hoorde bb King zingen ‘The thrill is gone for good’, met lange uithaal. Vervolgens zag ik de scène uit Tarkovski's De Spiegel, waarin achter de boerderij de schuur in vlammen opgaat en de moeder zwijgend toekijkt, haar twee kinderen bij zich. De camera zoomt in op haar bleke, gave gezicht.
Toen was er de stem van de buurvrouw, ze zei niet te weten wat te doen, duwde een droge snik weg door snel een nieuwe zin te beginnen. Ze zouden wachten op meer nieuws en of ik alsjeblieft wilde komen. Daarna: de gestage regen op het raam en de biggelende druppels op het glas.
Ik ben gegaan, al herinner ik me weinig. Het bewustzijn van de mens schakelt van rauw verdriet maar wat graag over naar zakelijke bedrijvigheid. Ik pakte thuis een tas en heb twee weken in het ouderlijk huis geleefd. Ik heb de buren getroost, een begrafenis geregeld.
Ze hebben ze niet gevonden. Ik stel me voor dat mijn vader en mijn moeder de vrije val van tien kilometer hebben gebruikt om elkaars handen vast te houden, te bidden, te schreeuwen, misschien zelfs te huilen en hun laatste uitroepen van liefde te laten horen. Laat ze alsjeblieft aan mij gedacht hebben.
Het is onleefbaar, maar ik moet leven. Ik moet het begrijpen. Ik heb de beelden nodig om te kunnen vaststellen dat ze er niet meer zijn.
Er was een herdenkingsdienst in de kerk. Honderden rouwende mensen, ooms en tantes, neven, nichten, de buren en ik, het enig kind. Geen kisten voor in de kerk. Het was een bizarre schertsvertoning. Iedereen keek naar de grond en ik keek naar iedereen. Geen optocht naar de begraafplaats. Geen stilte terwijl de kisten zakten en geen gekwetter van vogels, geruis van dennenbomen en zachte knisperende dennennaalden. Na de vele handen en meelevende woorden stapte ik in de auto, terug naar het ouderlijk huis.
De leegte van het onafgemaakte afscheidsritueel verstikte alle gevoelens van verdriet. Zonder beelden geen houvast, geen rouw, geen afscheid. Het indenken van de laatste duikvlucht was niet genoeg.
Na de herdenking begon het pas. Er waren huis, inboedel en verzekeringen. Ik was de agent die met een hogedrukspuit de bloedspetters na een moordaanslag moest wegspuiten van de straat. En ondertussen kwamen er talloze brieven en kaarten om te beantwoorden. Woorden die ik moest vinden om terug te schrijven, terwijl er maar weinig te zeggen viel. Ik kon moeilijk al die brievenschrijvers uitleggen dat de dood van mijn ouders tot me kwam als een scène uit een Russische