Liter. Jaargang 14
(2011)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Stilleven (2008, 2009)I
Het eerste fruit alweer.
Een nieuwe rood-en-gele appel
en een gespikkelde peer,
banaan met zwarte vlekjes
hier en daar. Wat noten,
abrikozen, perzik,
kersen. Durven we
bessen, aardbeien, bramen en frambozen aan?
En bedauwde blauwe druiven?
Voorzichtig, voorzichtig maar. Een mandarijn en
doe toch ook nog een citroen.
Geschild, ja, half geschild.
Leg er een mes bij.
Dit is heel veel. Teveel
als niet een schaal ons redt,
een grote hand, die al dit fruit
stil leven laat. Neem tijd,
neem alsjeblieft heel ruim de tijd.
| |
[pagina 26]
| |
II
Dit is een stilleven
stilleven met fruit.
Schaal met fruit.
Zo heet het. Het is een stilleven.
Geen schets, geen schilderij,
geen foto ook. Het is een stilleven.
Het is het model voor een stilleven.
Blijf waar je bent en kijk
hoe abrikoos na kers na peer
verdwijnt in lijnen, ronde vormen
van kleur naar kleurder kleur.
Blijf zitten waar je zit en kijk.
Je kijkt alleen en vindt niets
nergens van.
Daar komen eeuwen
schilders langs met al hun namen,
paletten en paletmessen en kwasten,
hun hoofden vol betekenis
of vingers vol met verf. En dichters vol appelwangen,
kersenmonden, amandelogen, pupillen van olijf.
Er komt hier heel wat langs.
Maar kijk: als jij hier zitten blijft,
verdwijnen zij. Ze gaan.
En wat er voor je staat
blijft staan.
| |
[pagina 27]
| |
III
Het is ontzettend iets wat je hier ziet
en is het wat het is?
De mooie man in bad glanst zacht.
Hij flonkert hier en daar.
Hij is een vrouw half overeind
en zo van vlak en kleurschakering
dat al dat stil gezit van ons
wat pijn begint te doen.
Natuur is hier niet dood, maar leeft nog
niet. Dat is: hier is het meeste leven
al geweest terwijl je zat en keek en
man en vrouw van lijnen waren
die door het fruit waren bepaald.
Of is het omgekeerd.
We hebben niets gezien en zijn
van wat gebeurt de voortreffelijkste getuigen.
Wat zie je met je ogen dicht?
| |
[pagina 28]
| |
IV
We moeten weg. De man, de vrouw
de appels en de peer en wij. Vooruit.
Dit was het wachten en verwachten, talmen,
en dat gaat voorbij. Nu weg ermee.
De deuren uit, de straten op.
Het is de hoogste tijd voor vierkante
metersgrote wandenverslindende woorden
waar elke zaal te klein voor is.
Dus moeten wij hartstochtelijk naar buiten.
Met onze lijnen en ons recht op kleuren
die we kennen en onze ronkende vormen.
Dat dauwzachte glanzen waarvan
wij zijn gemaakt. En hoe wij van elkaar gemaakt zijn.
Wij wurmen ons vast in het deurgat.
Daar deinst een metafoor, boven balanceert
- dat hij niet valle en niet valt - een beeld.
Ergens neemt iemand een hap dat sap
ervan spat. Appels voor appels
en peren en mensen voor mensen.
De schaal, de mand, de hand,
het bad, de straat en stad en land.
| |
[pagina 29]
| |
Walnoot aan zeeHet mocht na al die avonden
telkens dat rood boven de zee
en van steeds weer anders dat water
wel eens een beetje minder zijn.
Ik maakte zwart op wit een schets
in mijn notitieblok
van een walnoot aan zee.
Het boekje paste in mijn zak
omdat daar maanden al
je leesbril niet meer zit.
| |
[pagina 30]
| |
InderdaadMet jou is ook de kanker weg.
Wel staan er schots en scheef, groot klein,
soms oorverdovend onverwacht
adembenemend lege plekken.
Je kamers en je lege kleren, ja,
maar vaker schrik ik van de straat
waardoor je niet meer fietst.
En dat ik wel probeerde of ik jou
kon horen zingen, en even stopte
om zelf te zingen, wist ik niet.
Maar inderdaad: met jou is ook de kanker weg.
|
|