uitwerking laat te wensen over. Net als in Scheurbuik duurt het lang voor de personages en hun context in de grondverf zitten, wordt er veel beschreven in plaats van getoond en wisselen de personages ongeloofwaardig snel van houding ten opzichte van elkaar.
De thematiek die De Vries in zowel Scheurbuik als Drijfhout behandelt, is op zichzelf boeiend genoeg: identiteitsproblemen als gevolg van het opgroeien in verschillende culturen, in dit geval in Suriname en in Nederland. Het verhaal gaat over een samengeraapt gezin: ‘samengesteld uit drijfhout dat is opgevist uit de rivier’. Een Surinaamse man trouwt met een Nederlandse vrouw die twee zoontjes uit een eerder huwelijk heeft. Het jongste kind groeit op in Suriname en hecht zich aan zijn pleegvader. De vrouw en het oudste kind kunnen niet aarden. Daarbij komt, dat de Surinaamse man tegelijk een jonge Surinaamse vrouw onder zijn hoede neemt, die een dochtertje van een Fransman heeft. Gevolg: spanning tussen de Surinaamse en de Nederlandse vrouw als tussen Hagar en Sara. Eigenlijk hebben we met drie volwassenen en drie kinderen van doen die niet meer weten waar of bij wie ze thuis horen.
In beide romans is de betrokkenheid van De Vries bij deze identiteitsproblematiek duidelijk. Geen wonder. Zelf is zij kind van een Nederlandse moeder en een Surinaamse vader en woonachtig geweest in beide landen. Wat ik vooral mis in haar romans is dat ze míj tot een betrokkene maakt. Soms lukt haar dat en wil ik opkomen voor de oudste zoon, Barend, die zich het gros van de tijd onuitstaanbaar gedraagt, maar wat wil je, als je je echte vader alleen nog maar op een cassettebandje kunt horen.
Regelmatig vervalt De Vries in het benoemen van emoties. Ik vond een passage waarin zowel blijkt hoe ik het graag lees én hoe ik het niet graag lees. De ik is hier het dochtertje, haar moeder is inmiddels overleden: ‘Van de weeromstuit verlangde ik erg naar haar. Soms [...] kroop ik in de schilferige oksel van een grote boom in de tuin, vulde die op met mijn lijf en luisterde naar het gefluister van de bladeren in de wind. Net zolang totdat ik er een lieve, lieve stem in hoorde. Maman, houd me vast!’ Waarbij het of ‘Net zolang tot’ of ‘Totdat’ mag zijn, maar dat terzijde. Waar het om gaat is dat het eerste zinnetje van deze alinea overbodig is. Het verlangen spreekt zo duidelijk uit de boomscène dat het benoemen ervan een belediging is voor de auteur en de lezer.
Betrokkenheid bij de literatuur die ik lees doordat de roman in kwestie me erbij houdt, me aan het werk zet, is al heel mooi. Nog mooier vind ik het wanneer ik een roman niet op afstand kan houden, wanneer ik na lezing niet kan overgaan tot de orde van de dag zonder dat de personages en de thematiek met me mee reizen, in ieder geval voor een tijdje. Dat is De Vries nog niet gelukt. Maar het kán met haar thematiek, dat weet ik zeker, want zelfs wie één land en één familie heeft, kan zich soms ontheemd voelen.
Annette de Vries, Drijfhout. Atlas,
Amsterdam 2010, 316 blz., €19,90.
Elizabeth Kooman