gedurende lezen en luisteren vanzelf terug naar de oorspronkelijke context van de zeven laatste zinnen.
In het eerste verhaal leverde dat me een nieuwe blik op. Bij de zin ‘Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen’, werd mijn aandacht meestal getrokken naar de grootsheid van de zoon die zijn eigen moordenaars kan vergeven. Maar Verhulsts verhaal trekt de aandacht naar de vader, van wie de vergeving in dit kruiswoord van Christus wordt gevraagd.
Het verhaal van Verhulst gaat over een vader, die de moordenaar van zijn kind nooit zal vergeven, of het moest in de vierde betekenis zijn die zijn woordenboek geeft: vergiftigen. Een rauwe klacht is dit, van een vader die snakt naar gerechtigheid, maar weet dat hij daarop niet hoeft te rekenen. ‘De conclusie zal zijn dat het kind, eenmaal opgebruikt en ongeschikt verklaard voor verder amusement, de keel werd doorgesneden door een afwezige vader van lang geleden, een te laag zelfbeeld, een drol van een opvoeder uit het jaar Zoveel, het hele schap excuses.’ Een vader vragen de moordenaar(s) van zijn kind te vergeven, dat zou niet moeten mogen. Dat kan alleen de Zoon zijn eigen Vader vragen. En dan nog.
Rauw, dat zijn de verhalen stuk voor stuk. Verhulst leest ze voor op een van de bijgevoegde cd's en dat werkt. Zijn stem is wat rafelig en donker, en samen met zijn nadrukkelijke articulatie geeft dit de verhalen de indringende toon die bij ze past.
Haydns muziek, op de andere cd en met partituur in het boekje, klinkt mij nu, na deze verhalen, soms te luchtig. De uitvoering is weliswaar verzorgd, en de opname klinkt zelfs op mijn gebrekkige afspeelapparatuur helder, maar de diepte van de kruiswoorden kan ik slechts nu en dan in de muziek terughoren. En juist dan kan het huiveren beginnen, zoals in ‘Sonata v’, over ‘Ik heb dorst’. De roep, die door de eerste viool wordt ingezet en terugkomt in de andere partijen, klinkt hees, vermoedelijk door het niet al te stevig aanzetten van de strijkstok.
Zulke woordverklankingen wil ik vaker horen. Ze zijn er vermoedelijk ook vaker, maar in de muziek zit in mijn luisterbeleving geen fractie van het leed dat de verhalen bevolkt. Ik neem me voor deze cd in de lijdenstijd weer te luisteren, en dan los van de verhalen.
En de verhalen, die lees ik ook nog wel eens, maar dan niet meer allemaal achter elkaar, want zolang je ellende kunt doseren, kun je dat maar beter doen.
Achtereenvolgens ontmoet ik een jongen die zodadelijk in een container het ‘paradijs’ gaat proberen te bereiken, maar de verteller weet al dat deze mensensmokkel niet goed gaat aflopen - ‘Heden nog zult gij bij me zijn in het paradijs’; een vrouw die op een station hoopt op de terugkeer van haar zoon uit een kamp - ‘Vrouw, ziedaar uw zoon’; een gewelddadige man en vader die bij thuiskomst ontdekt dat zijn vrouw er met zijn zoon vandoor is - ‘Mijn god, mijn god, waarom hebt gij mij verlaten?’; een man die zijn doodzieke vrouw bezoekt en haar eigenlijk niet te drinken mag geven - ‘Ik heb dorst’; een man die zijn levensloop in vogelvlucht overziet, voelt dat zijn tijd op is, bang is - ‘Het is volbracht!’; een vrouw onderweg naar het ziekenhuis alwaar ze over het levenseind van haar geliefde man gaat beschikken - ‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.’
Een volheid aan menselijk lijden vormen deze zeven verhalen. Ze doen mij, alle loskoppelingspogingen van het religieuze ten