Verzin een list, lees dichters, schrijf het beter
Ergens in 2004 besloot uitgeverij Holland de legendarische Windroos-serie nieuw leven in te blazen, met vier nieuwe bundels per jaar. In de jaren '50 hadden nu ondertussen beroemde dichters als Remco Campert en Gerrit Kouwenaar er een podium gevonden. Als nummer twee, om nog maar eens iemand te noemen, werd Guillaume van der Graft opgenomen, met de bundel Mythologisch.
Niet iedereen die in de reeks een plek kreeg werd even beroemd (als ik de lijst doorkijk zeggen namen als Michael Deak en Ed O. Rotello mij weinig), maar een grote en beroemde kweekvijver was het. In de jaren '70 van de vorige eeuw stierf het initiatief een schone dood, maar men is gelukkig opnieuw begonnen. De nieuwe boekjes zijn sober maar netjes uitgevoerd: het binnenwerk lijkt hier en daar wat in elkaar geschoven om in 32 pagina's te passen (twee vel van 16, dat is goedkoper drukken, heb ik me laten vertellen), maar het resultaat mag gezien worden. Mooi gemaakt met weinig middelen.
Nina Werkman is in 2010 aan de beurt, met Anti-Data. Zij weet vaak een wijze, weemoedige en tegelijk confronterende toon te treffen, die, als de gedichten lukken, de lezer een peinzende, melancholieke binnenwereld tonen. Niet steeds weet ze de aandacht vast te houden met consistente, onderhoudende gedichten, soms lijkt ze zelf de draad kwijt te raken en het haast halverwege het vers op te geven, zoals in het gedicht op pagina 17, ‘Buiten de zomer’: ‘[...] Niet iets van tranen, vraag of dood / en ziekte niet, verder mag het van alles / zijn, hoewel beter geen liefde nog: mij / is één liefde tegelijk liefde genoeg. // Doe mij bij Gaia in leer, geef me haar nummer, / postbus-, telefoon-, kan me niet schelen. Gaia, / G-A-I-A, haar E-mail, o ja, alles mag het zijn, / zolang het maar verbinding maakt // met wat er ruist als voorjaar, als de branding, / als wind, beweegt en bruist en borrelt. Maak mij / de heks, ik tover de verbeelding of wat het ook / mag zijn, als het maar voelt alsof het leeft -’
Maar zulke zwakke verzen zijn gelukkig ernstig in de minderheid. Nina Werkman kan veel beter. Zoals hieronder, in het gedicht op pagina 9. De nodige beelden, ontleend aan water en varen, komen in de bundel voor. Eén van de betere gedichten in mijn beleving, ‘De eindjes van de zee’, blikt terug op de zeiltochten uit de jeugd van de dichter: ‘Mijn moeder heeft het kind van kleine beelden / in bruin en beige van binnen stevig aangelegd. / Het speelt de luiken van het dek met touwtjes / tot een huis, het knoopt de eindjes naar / de strikken in haar haar. // Het lage tij valt droog over het wad, de zee / is leeg, het grote zeil netjes gestreken, klaar. //
Ze houdt niet van het water dat haar draagt, / niet van de golven. Ze wou, vraagt ze de heer / die boven woont volgens de versjes in haar / hoofd - ze zal zo lief zijn, o zo lief - / dat er geen golven waren. // Ze houdt niet van te dragen, ze werpt al haar / bekommernis op hem: zijn doel kan ze niet / meten. Wel moet ze orde houden binnen boord / en denken over hoe en wat nog beter, / ze heeft geen tijd voor tralala. // Ze knoopt de eindjes stevig aan elkaar en kijk: / het dek valt o zo zacht het water achterna.’
Een mooi, overtuigend vers, met een sterk beeld, dat door het vers heen onnadrukkelijk, maar overtuigend wordt volgehouden, en dat dan tot een mooie inkijk in het denken van de jonge dichter leidt. En