Klaas Touwen
Maker
Willem Barnard verkeert ‘in de godzalige onmogelijkheid er een theologie op na te houden’ (Stille Omgang, blz. 1197). Toch heb ik van hem meer theologie meegekregen, dan van enig ander - of het moest Mönnich zijn. Spijtig dat die twee elkaar niet verstonden.
Mönnichs hoofdwerk Koningsvanen is grotendeels aan Prudentius gewijd. Ondertussen citeert hij ook Nijhoff, Hadewijch en Willem die Madoc maecte, nergens Willem Barnard. Niettemin gaan telkens als hij het poëticale principe van Prudentius poëzie uit de doeken doet, mijn gedachten uit naar Willem die de versjes maakte waarmee ik mij het geloof te binnen zing.
Ik laat dus Mönnich aan het woord. De enige ingreep die ik mij veroorloof is dat ik Prudentius en Barnard verwissel: ‘Barnard maakt geen versificatie van een of ander wel geformuleerd en officieel aanvaard kerkelijk leerstuk, hij herhaalt niet nog eens het kerygma van de kerk, maar doet wat dat kerygma zelf doet: het dogma dat in Gods stilte ligt, in woorden verkondigen’ (Koningsvanen 207).
‘Het is niet zo dat ergens (of overal) in de hemel een vast welomschreven leer te bekennen is, waarover onze dichter verzen kan maken. God zelf is hem die leer, ons in de Zoon bekend gemaakt, ons door de Heilige Geest meegedeeld. Maar zij bestaat niet uit een aantal onbetwistbare en onfeilbare formules. Zij is goddelijk en dus verborgen. Om met een Griekse kerkvader te spreken: “er is verschil tussen leer [dogma] en verkondiging [kerygma]. De leer blijft in stilte gehuld, de verkondiging wordt publiek gemaakt” (Basilius, De Spiritu Sancto c. 27). Dat onderscheid is fundamenteel voor het verstaan van Barnards inspiratie. Barnard behoeft geen kerygma te berijmen. Wat hij doet, is zelf het kerygma maken. Dat wil zeggen: hij wil de band van Christus met hem in verzen vorm geven. In dat opzicht is hij een dichter, een maker, poëet, poiètès, het Griekse woord dat dichter en maker betekent’ (78).