de bundel opgenomen (van Bas Heijne). Zo trekt een bonte verhalenkaravaan aan de lezer voorbij waarin hij Bijbelheiligen kan ontwaren als Simson, Job, Daniël en Jona.
Neem nu de eerste. Als je die als Bobby Simson tot leven roept in een eenentwintigste-eeuws Vlaanderen, zoals Annelies Verbeke doet, en je wilt geen detail van het oorspronkelijke verhaal weglaten, dan ontstaat een vreemde geschiedenis. Bobby Simsons moeder leek onvruchtbaar te zijn, maar na de voorspelling van een Chinees heertje komt Bobby dan toch ter wereld. Er komt geen schaar in zijn haren en daardoor bezit hij al snel een kracht die van hem een gevreesde guerrillero maakt, die de Walen voortdurend dwarszit na een mislukt huwelijk met een Waalse schone. Na een paar branden, een gijzeling, en vergeefse pogingen Bobby Simson achter slot en grendel te zetten, besluiten de Franse en Waalse autoriteiten een andere Waalse schoonheid, Lucia de Lila, te gebruiken om hem van zijn krachten te beroven. Zo geschiedt, maar hoewel Bobby Simson uiteindelijk met een geschoren hoofd en blind door de pepperspray in de gevangenis belandt en daardoor ongevaarlijk wordt geacht, zijn de Walen nog niet van hem af. Hij slaagt erin met zijn herwonnen krachten een feesttent te laten instorten, met als gevolg dat meer Walen om het leven komen dan bij eerdere van zijn acties.
In het eenentwintigste-eeuwse België is dit dus een ongeloofwaardig verhaal. Maar waarschijnlijk wil Annelies Verbeke ieder die dat nog niet wist de ogen ervoor openen dat het oorspronkelijke Bijbelverhaal op zijn minst even bijzonder is. En toch concludeerde ik, terwijl ik de verhalen over Simson en andere Bijbelhelden uit de bundel las, dat je Bijbelverhalen pas echt kunt begrijpen in hun eigen context. Je kunt ze niet zomaar al te letterlijk overplaatsen naar onze tijd en cultuur, want dan krijg je soms rare situaties.
Maar, peinsde ik verder, misschien ontstaat dit effect alleen bij de kleurrijke verhalen uit het Oude Testament. Want het enige nieuwtestamentische verhaal in deze bundel dat vrij letterlijk is overgezet naar onze tijd (namelijk het verhaal van de blinde Bartimeüs) komt heel wat natuurlijker over.
Hoe het ook zij, de schrijvers die het dichtst bij het oorspronkelijke verhaal zijn gebleven, hebben naar mijn mening ook de meest geslaagde vertellingen geleverd. Zo is er het verhaal over Jona, van Désanne van Brederode. Dit verschilt in vrijwel niets van dat uit de Bijbel. Het enige wat Van Brederode heeft gedaan, is het karakter van Jona neerzetten en zijn uiteindelijke overgave aan God inzichtelijk maken. Je ziet Jona helemaal voor je terwijl hij ‘verzuurd’ rondloopt met ‘een verwrongen kop’, en God afwisselend haat en dankbaar is.
En dan is er de winnaar van de door het nbg uitgeschreven verhalenwedstrijd in nrc Handelsblad: Sander Kooistra, met zijn versie van de gelijkenis over de verloren zoon. De schrijver heeft ervoor gekozen het verhaal vanuit het perspectief van de moeder te vertellen. Dit levert een verrassende vertelling op met mooie karakters. Verder trof het verhaal me door het goed verzorgd taalgebruik en de zorgvuldig gekozen beeldspraak (‘rode dagen die je van ver voelt aankomen, jaar na jaar, en die schuren langs je gemoed als een vulkaansteen’). Daar kunnen sommige andere schrijvers uit de bundel nog wat van opsteken. De karavaan is namelijk niet alleen een bont geheel door het verschil in gemaakte keuzes, maar ook door het verschil in kwaliteit.