vaak met een mengeling van ergernis en interesse. Ze hebben altijd wel iets aangenaams: een metrum dat lekker loopt, een aardig rijm, soms een mooie beeldspraak. Ik zet meteen een plusje in de kantlijn bij ‘een manchestersterk profeet’ en ik heb ook een streepje gezet bij ‘zo zilverwit als i in lichtgewicht / zo zwaar vaak als ik keurend naast je sta’.
Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat in deze regels eigenlijk onzin staat. De i is immers helemaal niet wit. Verder is zo'n woord als ‘zilverwit’ ook wel erg nadrukkelijk poëtisch. Ik zie die bezwaren wel, maar toch werken deze regels. Bouwers heeft het woord ‘lichtgewicht’ goed gekozen. Hij had ook kunnen schrijven ‘zo zilverwit als i in internist’. Ik had dan misschien een witte jas voor me gezien en had het witte van de i me beter kunnen voorstellen.
Maar Bouwers doet het geraffineerder: hij schrijft dat het over het witte gaat, maar in je hoofd blijft het woord ‘lichtgewicht’ hangen, vooral ook doordat hij de regel erna ‘zwaar’ gebruikt. Zo gaat het dus niet alleen over het witte, maar ook over het lichte. De associatie zorgt ervoor dat je meer leest dan er staat. Bouwers op zijn best.
Vaak vertrouwt Bouwers op die associatie en heel vaak ook gaat dat mis. Wanneer je nauwkeurig gaat lezen wat er nu precies staat, klopt het dan domweg niet.
De uitgever citeert zelfs zo'n kromme zin op de achterflap: ‘De ronding heeft een eigen zeggingskracht, / zoals een vrucht er is, de aarde, maan.’ De ronding heeft blijkbaar zeggingskracht zoals een vrucht, de aarde en maan. Tja, het is zo dat die alledrie een ronding hebben, maar heeft de juttepeer eenzelfde zeggingskracht als ‘de ronding’?
Ook de asymmetrie ‘de aarde, maan’ staat mij niet zo aan. Ik vermoed dat bij de maan het lidwoord weggevallen is vanwege het metrum, zoals ik ook vermoed dat Bouwers bij ‘De dagen en nacht voorbij’ een lettergreep te veel had en daarom niet ‘nachten’ schreef. Het maakt een onmachtige indruk.
Vaak speelt Bouwers nogal gemakkelijk op het effect, door het gebruik van sfeerwoorden en expliciete typeringen: je lippen zo zacht, je lieve mond, bleek verfijnd, vederlicht, ik vind je mooi, uw gulle lach, je intieme lach, zomerpracht, korengoud, blaadje van fluweel, warm ingebed, blij verliefd, droomtrance, bladgoud (over bladeren in de herfst, een ‘vondst’ die hij in twee gedichten gebruikt). Eerlijk gezegd stellen de meeste gedichten dan ook literair gezien niet zoveel voor.
Toch hebben ze iets aangenaams. Misschien komt dat wel door de geest die door veel gedichten waait. Overduidelijk blijkt de betrokkenheid van de dichter bij zijn omgeving, bij de mensen om hem heen. Ziekte en dood komen in veel gedichten terug. In sommige worden nadrukkelijk een rolstoel, multiple sclerose, een chemokuur, kanker, opname, de vechtlustige zieke genoemd en met veel compassie schrijft de dichter over mensen die vechten voor hun leven en vaak toch verliezen.
Veel van de gedichten zijn sympathiek, omdat je gemakkelijk kunt meevoelen met welke emotie ze waarschijnlijk geschreven zijn. Maar in poëzie gaat het uiteindelijk niet om de emotie van de dichter, maar om die van de lezer. Soms weet Bouwers die te raken, maar vaker missen de gedichten daarvoor de kracht.
Lenze L. Bouwers, Woorden om het licht te horen. Rondelen. Querido, Amsterdam / Antwerpen 2009, 116 blz., €18,95.
Teunis Bunt