Achterberg. Ik citeer het slot: ‘De man van het kadaster kijkt ernaar / en ziet dat van de onbekende ander / gegevens onuitwisbaar blijven staan. // Ik kan in dit bestand de eigenaar / niet wijzigen, zegt hij, dus ik verander / uw naam: u neemt gewoon de zijne aan.’
Ik hoor ondertussen helaas ook bij de luiere lezers van de poëzie, ik wil eigenlijk ogenblikkelijk weten waar we staan in een gedicht, wat het verhaal precies is. En dat overkomt me niet steeds in deze bundel. Vooral in opdracht of bij werk van anderen geschreven stukken, zoals ‘Bildbaum’, voor een Kafkaperiodiek geschreven, en ‘Verlichting’, geschreven bij een kunstproject betreffende Erasmus, ontgaan me.
Mijn favoriete gedicht uit de bundel, ‘Gehangene’, is - waarschijnlijk niet toevallig - één van de kortere. Het is dan ook wel gelijk het soort gedicht dat maakt dat ik de bundel, ook al was dit het enige prachtgedicht, een plaats in de kast zou geven, om haar er af en toe uit te trekken, denkend: ‘stond daar niet dat vers in over die verre oom, dat precies helemaal goed was’:
‘De kleinste engel in de boom / was zijn cadeau; hij was een soort / van verre oom, de eerste die / aan mij gerichte brieven schreef / en als de dood op afstand bleef. // Nog steeds in leven, ongeneeslijk / en toch: met kerst denk ik aan hem.’
Begrijp mij goed: dit is bepaald niet het enige heel goede gedicht uit deze bundel. De taal is soepel, de vondsten zijn mooi verdeeld en met onnadrukkelijk ritme en voorzichtige rijmen worden de gedichten vakkundig bij elkaar gehouden. In Beroepsgeheim staan dus ook flink wat verzen die lastiger te decoderen zijn dan het voorbeeld hierboven. Gedichten die soms op het frustrerende af toegang lijken te weigeren, niet willen uitleggen wat de boodschap precies is. Een beetje optimistisch lezer ziet dat als een bewijs van de hoge houdbaarheid en herleesbaarheid van de bundel.
Catharina Blaauwendraad, Beroepsgeheim, Nieuw Amsterdam 2009, 64 blz., €14,90.
Menno van der Beek