Maatwerk
Caleidoscoop van Bijbel en kunst
Hoe zit het precies met de gospelwortels van de blues en de jazz? Welke christelijke thema's komen aan de orde in de films van Ingmar Bergman? Hoe bijbels-religieus geladen is het werk van Barnett ‘Who's afraid of red, yellow and blue’ Newman? Hoe kon het dat twee van de belangrijkste moderne componisten - Strawinsky en Messiaen - hun kunst ondergeschikt maakten aan een traditioneel (katholiek) geloof? Kortom, hoe zit het met de relatie tussen cultuur en geloof in de twintigste eeuw? Om antwoord te krijgen op dit soort vragen wilde ik me ooit inschrijven bij kunstgeschiedenis, muziekwetenschap en nog wat van die studies waarbij je een grote kans hebt op werkloosheid. Was ik in 2009 gaan studeren, dan had ik nooit voor dit dilemma gestaan, want in dat jaar verscheen De Bijbel cultureel.
Dit boek van bijbeldikte stelt de vraag naar de doorwerking van de Bijbel in de kunsten van de twintigste eeuw. Bij 67 bijbelse thema's worden literatuur, beeldende kunst, theater, film, modern-klassieke muziek en pop gepresenteerd. Dat levert veel op. Over de Bijbel in de literatuur is al veel geschreven, maar over het theater wist ik bijvoorbeeld veel minder. Interessant zijn vooral de dwarsverbanden tussen de verschillende kunsten. Die komen in dit boek als vanzelf naar voren. In een verfilming (neem bijvoorbeeld East of Eden, naar het boek van Steinbeck) of theaterversie kan een literair werk een nieuw leven krijgen. Hetzelfde geldt voor muziek en literatuur, bijvoorbeeld bij Strawinsky en Eliot, die inspiratie vonden in elkaars werk. En dat popteksten net zo goed poëzie kunnen zijn, mag inmiddels gezegd worden - denk alleen maar aan Bob Dylan. Terecht wordt pop in dit boek dan ook als een volwaardige kunstvorm behandeld.
De thema's volgen globaal de indeling van de Bijbel: het gaat van ‘Schepping’, ‘Paradijs’ en ‘Eva’ naar ‘Laatste Oordeel’ en ‘Hemels Jeruzalem’. Elk thema heeft de vorm van een drieluik. Het begint met de presentatie van één kunstwerk. Bij ‘Prediker’ is dat bijvoorbeeld Becketts Wachten op Godot (theater). Daarop volgt een aantal ‘Karakteristieken’: van elke kunstvorm worden enkele belangrijke werken genoemd. Ten slotte wordt in een essay het verband gelegd tussen kunst, cultuur en geloof. Bij ‘Jona’ is dat de symboliek van Moby Dick en de doorwerking daarvan in de literatuur. Deze meervoudige vorm maakt De Bijbel cultureel tot een bijzonder rijk boek: in de karakteristieken kan het breed uitwaaieren, terwijl de auteurs in de essays de diepte ingaan.
Soms liggen de gemaakte keuzes voor de hand: het filmproject Decaloog van Kieslowski bij ‘Tien Geboden’, of Thomas Manns Joseph und seine Brüder bij ‘Jozef’. Maar vaker is er sprake van aangename verrassingen. Zo geeft ‘Ezechiël’ het woord aan Nick Cave. Bij de ‘Twaalf kleine profeten’ worden enerzijds Bob Dylans The Basement Tapes, en anderzijds het Nederlandse cabaret op hun profetisch karakter onderzocht. Het essay ‘Een blij geluid voor de Heer’ bij ‘Pinksteren’ schetst hoe de blues voortkwam uit de gospel. Natuurlijk zouden er werken te noemen zijn die ontbreken, maar interessanter