Sfeerverhalen (Achterberg), mooie portretten (Ida Gerhardt), herinneringen, liefde en smart (Muus Jacobse), lijstjes waar veel mensen gek op zijn (Willem de Mérode), kortom, prettige leesuren liggen in het verschiet voor de liefhebber van het genre biografie en dagboek. Daarnaast essays voor de meer beschouwende lezer (Achterberg tussen de protestanten, ‘mijn God’ in de Nederlandse literatuur rond 2000). Hans Werkman is een ervaren gids op deze ruime rondwandeling langs Rijnsdorp en Risseeuw, Siebelink, Vroman en Mulisch. Hij is als altijd goed gedocumenteerd en heeft een prettig leesbare stijl.
Hans is een literaire fenolijn die zijn waarnemingen met je deelt: ‘luister, een tuinfluiter, een soort versnelde merel’, en hij weet deze ervaringen in de bredere context van biotoop en tijdgenoot te plaatsen. Soms een enkele notitie: ‘Kijk, je hebt een duif in de tuin.’ Willem Barnard naast hem: ‘Ja de heilige Geest is hier thuis, jongen.’
Bij zoveel verschillende ervaringsverhalen kan ik maar enkele fragmenten noemen.
Het gesprek met Oek de Jong over zijn dubbelnovelle De Inktvis refereert aan tweeërlei reactie die het boek ten deel viel: negatief van de kant van de nrc en Trouw, positief van de kant van Jaap Goedegebuure in hp/De Tijd.
Het is een op momenten pijnlijk, tastend gesprek waarin Hans Werkman en Oek de Jong langs elkaar heen praten. Ze bewegen zich op de ongelijkvloerse kruising van het geloof in ‘een mystieke Christus’ vanuit een mythisch wereldbeeld (Oek de Jong) en het geloof in een historische Jezus, de ‘feitelijkheid van zijn levensgeschiedenis’ (Hans Werkman).
Hans Werkman meent dat het verhaal, in de figuur van Damiano die ‘de god in hem’ ervaart, een link heeft naar het ultraorthodoxe geloof met zijn lijdelijkheid. Dat zou kunnen, maar bij lezing van het gesprek dacht ik onmiddellijk aan mijn tantrabroer die het stationsbord met de tekst: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ interpreteert als betrekking hebbend op zichzelf: ‘ik (noemt zijn naam), de god in mij, ben de weg, de waarheid en het leven.’ ‘Ik ben in een ruimere wereld terechtgekomen’, zegt Oek de Jong.
Historie is een moeilijk geloofsartikel geworden. De historicus en liedboekdichter J.W. Schulte Nordholt spreekt van ‘de metafoor van de hemelvaart’ (in zijn essaybundel Het woord brengt de waarheid teweeg). Een andere liedboekdichter, Willem Barnard, leeft bij de Abrahamsage (zoals hij schrijft in zijn reisdagboek bij de Bijbel, Stille Omgang). Hans Werkman omarmt het geloof in een lijfelijk opgestane Heer en steekt dit niet onder stoelen of Achterbergse banken. Als Jan Willem Schulte Nordholt tijdens een interview zegt: ‘Ik was als jongen al ervan overtuigd dat die verhalen in Genesis natuurlijk niet waar konden wezen’, vraagt hij: ‘Hoe trek je die lijn door naar Pasen en Hemelvaart?’ ‘Ik vind niet dat het geloof te maken heeft met letterlijke dingen’, antwoordt Schulte Nordholt, ‘het heeft een dichterlijke waarheid.’ Dichter en historicus vallen niettemin fraai samen in een lied van hem, ‘Zoals het witte bliksemlicht’, dat zegt: ‘zo zal de komst zijn van Gods zoon / een flits in de geschiedenis, [...] / een snelle, felle tekening / van alles wat onmooglijk scheen / rondom de grote aarde heen / een nieuwe hoop, een hunkering.’ Ik blijf toch maar zingen van de hemelvaart als van een historische dag, wellicht de grootste in de geschiedenis van de mensheid.
De meeste ervaringen in deze bundeling