Maatwerk
Telkens als de klok sloeg, een wybertje
Geen stofomslag om dit mintgroene gebonden boek, maar het heeft wel glimmende driehoekjes in een strakke zwarte titel, en het heeft een leeslint, een geel leeslint, en een prettige bladspiegel met schreefloze letters. En dan heb ik het nog niet gehad over de zwarte bladzijden tussen de afdelingen, zodat het er van de zijkant ook mooi uitziet. Normaal ben ik principieel tegen schreefloze letters, maar hier werkt het: de uitvoering is bijzonder gelukkig gedaan door Kees Nieuwenhuijzen, en het is plezierig dat de verhalen van zo een mooi man als Willem Wilmink met zo een mooi boek gevierd worden. Wie Wilmink heeft zien schutteren, zien zingen, en zien glimmen, die paar minuten die hij af en toe mocht vullen in een uitzending van de ‘Dode Dichters Almanak’, die gunt hem dit boek van harte. Voor de camera speelde hij daar op zijn accordeon zijn prachtige liedje over het zestigjarig huwelijk van een twijfelachtig Twents stel (‘Was er liefde in het spel? / Ach, hij heeft haar nooit geslagen / dus misschien een beetje wel’), en dan hoorde je hem in de fade out nog net zeggen: ‘Zat één fout in. In de bas. Nou ja. Laat maar.’ Een groot taalkunstenaar en tobber.
Uit de verantwoording begrijp ik dat deze bundeling de helft is van een tweedelig project, want in een ander deel komt het meer sprookjesachtige werk van Wilmink. Dit deel bevat de verzamelde verhalen, veelal oorspronkelijk op de markt gebracht als kinderverhalen, maar later heruitgebracht voor volwassenen, aangevuld met ongeveer honderdvijftig pagina's puntige en geestige columns. Het schuiven tussen kinderverhalen en verhalen voor iedereen, dat is eigenlijk wel een leerzame aanwijzing voor de aard van veel van deze sterke teksten. Net als bijvoorbeeld de dierenverhalen van Toon Tellegen, ontstijgt dit werk met gemak de indeling in leeftijdscategorieën. Ja, veel kan prima voorgelezen worden aan de nazaten: het is vaak grappig, en altijd op smaak gebracht met melancholie. En het kan een mooie aanleiding zijn voor gesprekken met het thema ‘dat de tijden wel veranderd zijn.’ Zie bijvoorbeeld deze scène van rond de Tweede Wereldoorlog:
‘In het huis op de heuvel kreeg ik de wybertjes. Ik legde het doosje voor me op tafel, ging tekenen, en nam elk half uur, telkens als de klok sloeg, een wybertje.’
Wilmink was tenslotte tegelijk een nuchter en een poëtisch en een onzeker en een melancholisch man. Het thema van een wat dromerig en nieuwsgierig jongetje dat met zijn aanleg voor zwaarmoedigheid aan de wereld moet wennen, komt in meer verhalen terug. En de teloorgang van het innig beleefde Twente. Ontroerend, hoe de socialistische jonge Willem een zwak ontwikkelt voor de veelkleurige troost van het katholicisme. En altijd had hij een scherp oog voor wat er om hem heen in Twente aan kleurrijks te bewonderen viel:
‘De oudste ober kwam bij de grote ronde tafel staan en vertelde dat hij van de drank af was. Dit nieuws werd met enthousiasme begroet.
“Ko, ik vind het geweldig van je”, zei een zware man, “tot je zeventigste drinken