De kunst is, weten wanneer te dansen
Bij de lokale kringloopwinkel liep ik twee weken geleden tegen een oud en versleten nummer van Bzzlltin op, nummer 114 uit maart 1984 om precies te zijn, een themanummer over W.H. Auden, met daarin de prachtigste kiekjes van de overdonderende en duidelijk geniale jongeman die hij was. Deze week ontmoette ik het boek Nee, Plato, nee, een mooie samenhang, en wellicht niet zonder betekenis. Zie daarvoor, alleen voor de liefhebber, Carl Gustav Jungs Synchronizitätals ein Prinzip akausaler Zusammenhänge.
De foto op de stofomslag van Nee, Plato, nee toont Auden zoals hij nu meestal te zien is: een zeer gerimpelde oudere man, met zachte ogen en een droevige mond. En tussen de foto's uit Bzzlltin en de foto op de omslag is het allemaal gebeurd. Eerst jong en wereldberoemd geweest, toen Anglicaans en vervolgens Amerikaans geworden, met het geld van een Italiaanse literaire prijs in een eigen huis in het Oostenrijkse Kirchstetten beland, en daar de laatste vijftien jaar van zijn leven doorgeschreven, zoekend in zijn woordenboeken. Zonder zijn vaste vriend, maar met een vaste plek, met uitzicht op het orgel in de lokale katholieke kerk.
Wie voor de oorlog deze diepzeedenker communistische ideeën had horen lanceren had hem niet geloofd. Maar wie door zijn gedichten in deze vertaling heengaat, komt er niet onderuit: deze man is een groot Europees denker en moet nog altijd, of, misschien beter: steeds meer, gelezen en geloofd worden. Links staat in deze selectie gedichten steeds het Engels van wha, rechts de vertaling van de dichter van dienst: drieëntwintig keer Benno Barnard, negentien keer Huub Beurskens en zestien keer Wiel Kusters. Achtenvij ftig gedichten uit het grote oeuvre, voorbijgaand aan de langere gedichten, maar toch resulterend in een evenwichtig overzicht. En alleen op pagina tien wordt een mooie bladspiegel opgeofferd aan de lengte van het vers, een prachtig - zij het gelukkig eenmalig - gebaar in mijn beleving. Maar steeds dus met regels die geloofd moeten worden, aangeboden in twee talen.
‘If equal affection can not be / Let the more loving one be me’, wordt ‘nooit worden wij even affectief, / Dus heb ik maar actiever lief’. En ‘Earth, receive an honoured guest: / William Yeats is laid to rest. / Let the Irish vessel / Emptied of its poetry’ wordt ‘Aarde, geef hem een gepast / Welkom als uw eregast. / Gun het Ierse schip nu rust / Dat zijn verzen heeft gelost’, om maar eens een paar beroemde regels op te zoeken.
Dit alles wordt uitgeleid door een bewerkte versie van het verslag van de pelgrimage door Benno Barnard naar Kirchstetten, voor wie dit prachtstuk nog niet las in zijn drie jaar geleden verschenen Dichters van het avondland, een warme kennismaking met de grote Wystan Hugh Auden. Oorlog, bekering, liefde, irritatie, humor en vriendschap en de rest, en dit alles in wijze woorden die blijven hangen. Met een creatieve vertaling ter rechterzijde.
Auden dacht en dichtte zich door de zware twintigste eeuw heen. En het boek is dus ook zeer geschikt in tijden van crisis. Neem: ‘Pinksterzondag te Kirchstetten’: ‘Over rampen en wat daarbij te doen / weet ik niet meer dan wat iedereen weet - / ben ik erbij wanneer de genade danst, dan moet ik dansen.’
‘For poetry makes nothing happen’, zoals Auden zei, ‘poëzie laat niets gebeuren.’