Maatwerk
Niemand kan dit werk dan tot zijn schade ongelezen laten
De vorige verzamelbundel met dierenverhalen van Toon Tellegen, Misschien wisten zij alles, verscheen al in 1995, al werd de 5e druk in 1999 nog wel ‘vermeerderd’. Omdat ik al diverse pockets met collecties van deze prachtverhalen had aangeschaft, schoof de aanschaf van die verzamelde verhalen steeds naar achteren, maar vorige maand ben ik toch gezwicht. Het boek lag vers aangeschaft te glimmen op de koffietafel, toen de kat tegen mijn koffiebeker sprong en het boek de volle laag gaf. Moraal: aarzel niet. Koop die boeken van Toon Tellegen. Want die verhalen zijn onnavolgbaar prachtig.
Onnavolgbaar, maar hier mag er iets van gezegd worden. Waarom zijn ze zo goed? Eén belangrijk element is vermoedelijk de combinatie van schijnbare naïviteit en feitelijke, fundamentele wijsheid. Door zoveel mogelijk dingen letterlijk te nemen en blind te vertrouwen zijn alle dieren in Tellegens bos argeloze kinderen, en door een haast vanzelfsprekend geloof in elkaar en in de werking van de goede bedoeling verzetten ze volwassen bergen. Hun rituelen, de taarten, de verjaardagen en de wederzijdse bezoekjes zijn altijd weer nieuw en magisch, en de afwezigheid van economie, zowel in de dagelijkse gang van zaken als in de omgang met elkaar, verleent ze de geur van heiligheid. Kleine teleurstellingen bestaan, zeker, maar worden door kleine en grote maar altijd vanzelfsprekende gebaren verslagen. Dit alles wordt steeds mogelijk gemaakt door de zuinige en toch sierlijke stijl van Tellegen. Kinderen vinden de verhalen prachtig, en volwassenen zouden ze elkaar kunnen voorlezen. Een ongebruikelijke praktijk, wellicht, maar laten we een nieuw begin maken.
Op één van de pockets die ik noemde wordt op de achterzijde trots Bert van der Molle van de Belgische krant De Morden geciteerd: ‘Wat Tellegen betreft, rest nog slechts één vraag, namelijk of hij een schrijver is of een genie, en ik vermoed het laatste.’ Het volgende citaat is misschien aanleiding om aan alle onzekerheid een einde te maken en voor de tweede optie te gaan. Het komt uit het verhaal, waarin onder de dieren het vermoeden is gerezen, dat dit keer niet de zon, maar iets anders is opgegaan. Onze scène peilt op overtuigende wijze de reacties onder de grond.
‘Tegen het eind van de middag wist iedereen dat de zon niet scheen die dag, maar iets anders. Zelfs de aardworm en de mol, diep onder de grond, wisten het, en de vuurvliegjes in het struikgewas, en de inktvis op de bodem van de zee.
“Hè, hè,” zei de aardworm tegen de mol, “eindelijk iets anders in de lucht.”
“Ik hoop wel dat het zwart is,” zei de mol. Maar toen hij nieuwsgierig zijn hoofd boven de grond uit stak, zag hij niets zwarts hangen, maar iets groots en schels, en trok hij snel zijn hoofd terug.
“Het is geen verbetering,” zei hij tegen de aardworm.
“Nee,” zei de aardworm. Op verbeteringen rekende hij nooit.’
Toon Tellegen, Iedereen was er. Meer verhalen over de eekhoorn en andere dieren. Querido, Amsterdam 2009, 638 blz., €24,90.
Menno van der Beek