Liter. Jaargang 12(2009)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Wiel Kusters Gedichten Query Een vraagteken kan te dom zijn voor woorden, zoals ook dit hier zich schaamt en wegkruipt in deze. Langzaam begint het te spoken. Geraamtes van bladeren ritselen achter mijn niets ontziende rug. Grijs met jonge ezels- oren huiswaarts gekeerd uit Homerus, Euripides, Dante, Claus. Gedachtenisprentjes uit Oma's gehedenhoek bestendigden haar prevelen in het aangezicht van twee vissen in een kom. Gedroomde foto's van een slang die zichzelf tot peren [pagina 27] [p. 27] bekeerde. En heuse van een heilige vader, niet bekomen van de hik, op zijn sterfbed in Rome. De onbekende buurman die ik als kind hoorde kermen van kanker, als het geen jammeren was - ik had de vragen nog niet waarmee ik nu luister, verlangend naar stilte van toen; dat zij viel. Maar vandaag een moeder met een bijl, zegt men mij, ontscheppend haar dochter, tezamen met haar vader. Het meisje met de bloem achter haar oor, de bloedrode lippen die het leven, begreep ik, onophoudelijk kusten. Een afgrond die vragen onmogelijk maakt, omdat hier geen woord, waarmee ook verzwaard, ooit een bodem bereikt. In en buiten ons beelden, zolang er betekenis is, zelfs onbegrepen. Maar wat als die beelden. [pagina 28] [p. 28] herinnerd of niet, neutraal willen lijken, onophoudelijk vergaand, zelfs geen vragen, gewoonweg zich vormend, verglijdend in elkaar, verontrusting zich uitdrijft, in zwijnen zich wentelt en knort? De poel van het dagelijks leven, dat daarin tot schrikbeeld zich vormt wat in aanleg gegeven, maar nooit eerder dan nu zich vertoont in beklijvende onttekenis? [pagina 29] [p. 29] In memoriam Kees Fens regen begint en houdt op niet alleen eens maar ook ergens ginds waar jij staat waren de wolken laatst even donker als hier waar het nu licht is maar wat ik zag van waar ik sta was regen elders grijze banen verticaal die het drijvende duister duidelijk met de wereld verbonden terwijl toch eeuwig alles onvoltooid zou blijven [pagina 30] [p. 30] Voor pasen Laat het een kamer zijn die blijven mag in storm en regen, ik de man die vlak daarna de liefste haar gestalte ziet en niet meer weet van dood dan leven. In de veranda beweegt zij langs het raam, dwars in de vlagen, knipt dorre takken uit resten van hortensia's, tussen buien, achter glas, onbereikbaar ver nabij, terwijl uit alle hoeken van de kamer klinkt Erbarme dich. Niet elders is zij daar. Vorige Volgende