God gaf geloof, satan religie
Waarom wilde ik de dagboeken van Arthur Japin, verzameld in Zoals dat gaat met wonderen graag lezen? Waarom kocht ik het boek meteen, las ik zo nu en dan een fragmentje en gebruikte ik de lange, op wat - niet van mij afkomstig - geflits en geknal na uitermate rustige oudejaarsavond om eens flink te kunnen doorlezen? Eigenlijk heb ik er helemaal geen behoefte aan te weten dat de schrijver wiens werk ik graag lees de hele wereld over reist, allerlei grootheden ontmoet, en samenwoont met twee mannen. Vooral dat laatste lijkt mij zeker privédomein, dat hebben de bedenkers van deze reeks goed begrepen.
Wat mij wel interesseert zijn de overpeinzingen die dagboeken over het algemeen rijk zijn. Wie zelf graag - of soms niet graag, maar toch - peinst, heeft graag weet van medepeinzers, zo is mijn ervaring. Om zodoende van gedachten te horen die je zelf hebt of tenminste heel goed had kunnen hebben. Maar ook om het water van je eigen geest door nieuwe gedachten in grote kringen uiteen te laten wijken.
Herkenbare gedachten zijn er zeker in Zoals dat gaat met wonderen, maar daarover wilde ik het nu niet hebben. Die schrijf ik over en plak ik op de muren van mijn eigen privédomein. Het is mijn verbazing die ik wil delen. Mijn verbazing over het feit dat ik me een beetje kan ergeren aan de passages waarin Japin zich uitlaat over religie. Ik had niet gedacht dat in een dagboek van zo'n zachtaardig iemand als Japin naar mijn idee altijd lijkt te zijn, iets zou staan waaraan ik me zou kunnen storen. Maar juist omdat Japin oordelen meestal schuwt en zich zo ontzettend goed kan inleven, raak ik lichtelijk geïrriteerd wanneer hij voor het samenkomen van gelovigen geen goed woord overheeft.
Geloof mag, als het maar iets individueels blijft, zo maak ik op uit Japins woorden. God gaf mensen geloof, satan schonk als wraak religie (blz. 415-416). ‘Mensen die behoefte hebben aan bevestiging van hun geloof door samen te komen in een dienst, zich op een bepaalde manier te kleden of zich te houden aan bepaalde regels, belijden niet hun geloof maar hun twijfel’, schrijft hij in september 2002 (blz. 182). Ook al geeft van alles en nog wat in onze tijd reden tot angst voor samenkomende gelovigen, dan nog had ik zo'n boude uitspraak van Japin niet verwacht. Zijn romans getuigen van een groot inlevingsvermogen, en