Liter. Jaargang 12(2009)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Henk Knol Schoon vlees [I] Bij de pasfoto van i. Ooit had ik dochters van hetzelfde blond als jij, maar eerst met haartjes van zwart garen toen ze eenmaal hij mij kwamen. Daar zaten witte vlokjes in die geurden naar schoon vlees; ik zakte door mijn knieën om hun paard te zijn. Tot ik ze bloemen gaf omdat ze zomaar op een dag heilig in maagd veranderd waren: met potloodogen en oranje haren deden ze hakjes aan en werden later opgehaald door stijfselkoppen die al met twee kauwgomwoorden konden praten. Ik zei niet veel meer, dus bleef het achterwege: het slakkenspoor van stickerresten op hun kamerdeur en putjes in de houten vloer alsof het overal in huis toen zachtjes maar aanhoudend is gaan regenen. [pagina 24] [p. 24] [II] Met de zachtste g Hier stem ik met het leven in, hier in dit bleke landschap van woorden zonder huid als stikgas, schreiboompjes en lekkerboterbeek. Broodseinde, waar door speakers met de zachtste g namen van jongens schoon worden gelezen over de aangeveegde akkers, gedroogd van bloedverdunner: oude godvergeelde regens. Er is een zoon die hier bestaat en zegt: ik wil een kind. Ik was de vader, geknield tussen klaprozen van vloeipapier onder nog dunner licht, die zei: er is geen vrouw, ik weet niet hoe ik weet alleen als het zo moet dan doe mij maar zo'n ingeblazen kind van jou. Maar alles in gedachten en nog zachter toen ik het naar ons vernoemde, haastig, in dit hier. [pagina 25] [p. 25] [III] Op waterschoenen Voor Nosh Waterschoentjes uit een etalage kocht ik voor mijn hart, omdat ik steeds meer leven voel praat ik maar wat tegen jouw echo aan; dat groot verhaal van weke delen dat mijn stem weerkaatst. Jij, zilverdruk van een fossiel dikkopje, gebogen in de donkere kamer van je moeder aan die glinsterende ruggengraat. Of je daar knielt. Brabbel ik woordjes die om jou bestaan: mummiemeisje, mijn ogentroost en: godenweefsel, blijf daar tot na de winter. En als je daarna hier bent ingedaald en uitgehard in zomerlicht al dapper praatjes krijgt, pas ik jou op een grijze dag die rode waterschoentjes aan. Stampvoetend in regenplassen zet ik een keel op: kraakbeentje, leer mij watertrappelen en leer me uitgelaten verder alles wat ik niet meer nog niet mag. Vorige Volgende