een grote vlieger, waar die woorden opstonden. (Hij had het plan die vlieger op een grote zandvlakte op te laten door hard tegen de wind in te hollen, maar dat is er niet van gekomen; in plaats daarvan is hij getrouwd. Maar dit terzijde.) Kortom, mijn kennis van het Hebreeuws is nihil, terwijl ik wel een degelijke calvinistische opvoeding heb genoten, en dus behoorlijk thuis ben in de bijbel en zijn letterlijke uitleg. Aangezien ik daarnaast warme belangstelling heb voor alles wat met poëtische en verhalende teksten mogelijk is, ben ik zonder meer onderdeel van de doelgroep.
In de ‘Bijsluiter, gebruiksaanwijzing bij dit boek’, opgenomen na de verantwoording door Klaas Touwen, staat: ‘Wie bij het begin begint, komt een heel eind, maar loopt zich gaandeweg Exodus of Leviticus vast’, [...] ‘bovendien is de voortschrijdende lezer een vergissing. Niet de lezer beweegt zich voort door het boek, [...] de bijbel trekt dwars door de lezer heen. [...] Laat de lezer zich niets aanmatigen.’
Modern genoeg winkelde ik in de opmerkingen en aanwijzingen, en trok me van de aanmaning tot voorzichtigheid van Klaas T. niets aan. Ik ben voorin begonnen, en heb nu bijna het hele Oude Testament herlezen, ik ben bij Nehemia, en dat is in de klassiek-Joodse volgorde van Oussoren het op twee na laatste boek; hierna alleen nog de Kronieken, helaas.
Zo af en toe blader ik terug naar de inleiding, van Benno Barnard en Geert van Istendael, omdat die een heerlijke combinatie is van een leerzame uitleg der vertaalprincipes, vermoedelijk voornamelijk van de hand van de heer Van Istendael, en een aanstekelijk samengaan van vurige liefde en ongecontroleerde ergernis, waarachter ik Barnard jr. vermoed. In deze inleiding staan prachtige zinnen, uitstekend geschikt om verdere lezing van het vertaalwerk aan te jagen: ‘Laten we ons concentreren op de bijbel, die nu al tweeduizend jaar op onze tafel ligt, en die ons afwisselend met huiver, bewondering en weerzin vervult’, en ‘[...] die duizelingwekkende Levantijnse bibliotheek van paradoxen, geheten de boeken en bijgenaamd de bijbel.’ En, om een voorbeeld van de prachtige ergernis te etaleren: ‘je doet er als vertaler dus verstandig aan niet toe te geven aan dat alom woekerende, ellendige primaat van het normale, waardoor Paulus ineens niet meer de door geloofsijver verteerde zendeling is die heidenen, kerkers en stormen op zee trotseert, maar een welzijnswerker die, nippend aan lauwe koffie in een plastic bekertje, de ergens voor een stuk niet meer zo gelovige medemens wervend toeknikt.’ Wie in Benno Barnards boek ‘In Memoriam’ zijn stuk over de nieuwe bijbelvertaling heeft gelezen, herkent het sentiment. Overigens, terwijl ik deze prachtzin voor u overtyp, zet mijn tekstverwerkingsprogramma, van een bekende firma uit de Verenigde Staten, groene kringeltjes onder het hele citaat, en meldt: ‘vaag taalgebruik’. Pijnlijk, hoe de techniek, als het echt ergens over gaat, afhaakt.