kamer van Koelkilkeeuw en de veerman van Veere) geheel ontbreekt, maar dan houdt het wel zo'n beetje op.
Gelukkig zijn er deskundigen op het gebied van de kinderpoëzie: Anne de Vries is docent jeugdliteratuur aan de Vrije Universiteit, bij de kb is hij vakreferent kinderboeken. In 2000 publiceerde hij een dikke bloemlezing met bijna vijfhonderd gedichten uit de Nederlandse kinderpoëzie, Van Alphen tot Zonderland.
Bij nadere beschouwing blijkt dat Komrij ruim dertig dichters die De Vries de moeite van het bloemlezen waard achtte, niet heeft opgenomen. De al genoemde Jan Wit en verder vooral dichters die publiceerden in de negentiende eeuw (vijftien) en uit de eerste helft van de twintigste eeuw (dertien). Karel Jonckheere en Felix Timmermans zijn de bekendste namen, maar het zou nog kunnen zijn dat Komrij hun werk links liet liggen vanwege de kwaliteit. De verzen die De Vries van hen opnam zijn niet slecht, maar ook niet schokkend goed. Dat geldt misschien ook voor Th. Coopman, Catharine M. Doll Egges, Christine Doorman, J.T. Heins, Marian Hesper-Sint, To Hölscher, Hendrik Muyldermans en Julia Tulkens. Smaken verschillen en kwaliteitscriteria misschien ook wel.
Maar Komrij nam ook geen werk op van J. Adriaensen, Wilmine Besier, Ic. Bikkers, H. Bouman, S. Bouman-van Tertholen, Alexis Callant, Frans de Cort, Gaston Durnez, W.P. Ebbinge Wubben van Hasselt, H.D.F., Hubert Hermans, Lambrecht Lambrechts, Jan de Liefde, W. Metz Tz., Jan van Mulders, L. Nuttin, Jacob Stinnisen, G.A.C.W. de Thouars, Florent Vangoethem, Paul Verbruggen, P.A. de Vos, Jan Wit dus en W.J. van Zeggelen.
In het bekendste gedicht van Jan de Liefde zat misschien wel te veel God naar Komrijs smaak:
Weet gij hoeveel sterren kleven
Weet gij hoeveel wolken zweven
roept de Heer bij hunne namen.
En geen een ontglipt zijn oog.
Dat geldt waarschijnlijk ook voor Jacob Stinnisen, van wie De Vries ‘Leentje' opnam. Dat is een vrolijk, muzikaal gedicht, maar het eindigt wel met: Lieve God, / hoed ons kindje op zijn wegen; / zend uw vaderlijke zegen, / op zijn aards, zijn eeuwig lot.’
P.A. de Vos zal ook om die reden afgevallen zijn. De Vries bloemleesde ‘Waar is God?’ De meid zegt tegen het kind: je kunt een prentje van Jezus krijgen, als je kunt raden waar God is. Het kind: ik geef je deze bloemen als je me een plaats kunt noemen waar God niet is.
In Komrijs bloemlezing komt God niet veel voor, maar hij sluit gedichten waarin de godsdienst om de hoek komt kijken niet helemaal uit. Lambertus Goetman (ca. 1488) schreef een gedicht dat begint met: ‘Doet penitentie eer 't wordt te spade, / De tijd is kort om hier te sijne; / Soekt altijd aan God genade, / So moogt di ontgaan die helse pijne’ en Komrij nam het op. Toch durf ik te gokken dat, zeker in de achttiende en de negentiende