Maatwerk
Droomkind
‘Het is zomaar een verhaal’, sus ik opnieuw.
Stijn Lammers, Droomkind, blz. 94
De reguliere boekenweekgeschenken krijg en lees ik eigenlijk altijd wel. Maar: boekenweekgeschenken zijn niet zo goed - om de een of andere reden is dat onvoorzichtige vooroordeel bij mij gerijpt de laatste twintig jaar. Zelfs van door mij hevig bewonderde auteurs komt een mager boekje uit als ze aan de beurt zijn. En dat met zulke enorme oplages. Of men valt zelfs verschrikkelijk door de mand. Zoals de onlangs betreurde Jan Wolkers met zijn Zomerhitte, een paar jaar geleden. De meeste christelijke boekenweekgeschenken zijn me ontgaan, maar ik herinner me van jaren her Ronald Westerbeeks Kaj, en dat was zijn beste boek. Dus het kan wel. Op naar Sjaak Verboom. Voor wie het zelf nog lezen wil: ik ga zo direct de plot weggeven.
Droomkind (Mozaïek, Zoetermeer 2008, 96 blz., €4,50, boekenweekgeschenk van de bcb) handelt over een communicatiearm huwelijk, van Stijn en Karen Lammers (hij een creatieveling en zij een nuchtere vrouw), waarin een vurig gewenste zoon wordt geboren, die dan ernstig ziek wordt. Dit leidt tot existentialistische wanhoop, waar vooral de vader slecht mee kan omgaan. Daar komt dan nog bij dat zijn wijze oude vriend Bulgers juist nu afhaakt, omdat, zoals later blijkt, hijzelf in een vergelijkbare situatie de verkeerde keus gemaakt heeft.
Of, wacht: eigenlijk verzint de hoofdpersoon, die een gezonde zoon heeft, de hele crisis, tussen het eerste en het laatste hoofdstuk, als een verhaal, verteld aan zijn vrouw, en is er weinig aan de hand. Zij begrijpt hem uiteindelijk beter, dat wel. Het verhaal is een poëticale bekentenis, een spel tussen werkelijkheid en fictie, erg bekend geworden sinds Umberto Eco in de jaren tachtig van de vorige eeuw zo scoorde met zijn In de naam van de roos. Ook bij Verboom is het grappig en toch nog enigszins verrassend. Zij het dat misschien de innerlijke noodzaak voor de truc ontbreekt. Want het is toch meer het verhaal van de ziekte van de zoon dan van de verhalen van de vader, en uit dat eerste verhaal wordt nu met dat vreemde laatste hoofdstuk nogal hardhandig de stekker getrokken.
Pieter Nouwen, gezegend zij zijn nagedachtenis, schreef in ditzelfde blad vorig jaar in lange stukken dat men bij de bespreking van een boek niet mag menen te kunnen volstaan met het benoemen van de plot. Het moest over stijl gaan. En de stijl van Droomkind is niet slecht. Af en toe blijft het oog hangen achter wel erg plechtige formuleringen (‘Jij ziet de