Menno van der Beek
I'm a poet, and I know it
Bob Dylan in vertaling
Bob Dylan werd in 1997 voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Dit kan niet zomaar, daar moeten enige zwaargewichten, waaronder bij voorkeur professoren, zich voor in de strijd werpen. Eén van de aanbevelers, Allen Ginsberg - geen professor misschien, maar wel een beroemd dichter - schrijft: ‘De kunstvorm poëzie is misschien wel vijftienduizend jaar oud, en heeft vooral kunnen overleven door haar orale kracht, en niet door haar in feite redelijk recente overstap naar de makkelijke moderne drukpers.’ En ook: ‘De buitengewoon inventieve symboliek in veel van zijn werk mag vergeleken worden met die van wereldberoemde dichters als Arthur Rimbaud en William Butler Yeats.’ Bob Dylan zelf zegt: ‘Yippie, I'm a poet, and I know it. Hope I don't blow it.’
Voorstanders van een dergelijk eerbetoon gebruiken vaak argumenten zoals de hierboven aangehaalde. En zij roemen Dylans lange, meanderende teksten, vol taalplezier van klank en rijm, boordevol beelden en gelardeerd met humor. Maar tegenstanders zijn er ook in ruime mate. Die beweren dan bijvoorbeeld dat Dylan te zwaar op cryptisch gerijmel leunt, om zo een literaire eer te mogen genieten.
Of ze citeren een couplet uit ‘Wiggle Wiggle’, een lied uit 1990:
Wiggle, wiggle, wiggle like a gypsy queen,
Wiggle, wiggle, wiggle all dressed in green,
Wiggle, wiggle, wiggle 'til the moon is blue,
Wiggle 'til the moon sees you.
De teksten (andere dan ‘Wiggle, Wiggle’, maar toch) worden in elk geval vaak als lastig en zelfs als cryptisch ervaren. De regels waarmee ‘The changing of the guard’ (ook uit 1978) begint, zijn hiervan een goed voorbeeld:
Sixteen banners united over the field
Where the good shepherd grieves.
Desperate men, desperate women divided,
Spreading their wings 'neath the falling leaves.