Chava Pinchas-Cohen
Gedichten
Angst
Ieder kind kwam tevoorschijn, met een mandje vruchten,
vruchten voortgebracht door het land en door de man
en hij zegende. De zonnestralen
en het maanlicht en alle mineralen van de aarde
gingen door het kind heen,
en terwijl Sultanina-rozijnen, doorzichtig
als citrushoning, walnoten, met de vouwen
van een menselijke puzzel, amandelen, ingepakt
in een tweede huid, en een gedroogde vijg waarvan de zaden
gouden munten lijken - suikerzoete schat -
in een palm die een kindervuist werd verdwenen -
botsten de tektonische platen in mij,
stalactieten en stalagmieten ontstonden
om elkaar van onder en boven tegen te komen
zulke ongelooflijke kleuren, ik zweer het,
alles stortte donderend in,
als ridders met kletterende wapens
en het dak van de grot kwam met hen naar beneden.
En toen de deur dichtging en de laatste voetstap wegstierf
in een wit porseleinen babybadje.
Oorspronkelijke titel: ‘Fachad’, 15e Shevat, 5753 (1993).
Deze gedichten zijn uit het Hebreeuws vertaald door de hebraïci Yaniv Hagbi, Yael Moshe, Daan Visser en de Liter-dichters Menno van der Beek (‘Angst’ en ‘De naam heeft’) en Liesbeth Goedbloed (‘Aan de vooravond van het feest’).