moeten uitwerpen. De wonderen gebeuren zijns ondanks, maar ook hier geldt dat hij er wel verantwoordelijk voor wordt, bijna als een medeplichtige.
Tijdens een tweede ontmoeting met God, in een boot op het meer tijdens veertig dagen dichte mist, krijgt Jezus al vragend inzage in Gods plan. Als hij wil weten wie er, na de vijfentwintig kinderen van Betlehem, nog meer zullen sterven omwille van zijn eigen lotsbestemming, geeft God na enig aarzelen een opsomming die ruim vier pagina's beslaat, van christelijke martelaren en de wijze waarop ze zullen sterven. Uiteindelijk begrijpt Jezus dat de zegetocht van zijn geloof een geschiedenis van bloedvergieten zal worden.
De enige manier om dat te verhinderen is, in zijn ogen, dat hij niet als martelaar sterft maar als ordinaire oproerkraaier. Dáárom begint hij het opstootje op het tempelplein dat wij nu de tempelreiniging noemen. Maar terwijl hij sterft aan het kruis klinkt Gods stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn welbeminde zoon, in jou heb ik mijn behagen gesteld (386).’
Toen begreep Jezus dat hij naar zijn bedrog was geleid zoals het lam naar het offer wordt gevoerd, dat zijn leven vanaf het begin der tijden voorbestemd was geweest om zo te sterven, en terwijl hem de stroom van bloed en lijden in herinnering kwam die uit zijn zijde zou ontspringen en heel de aarde overstromen, riep hij naar de open hemel waar God glimlachte, Mensen, vergeeft het Hem, want Hij weet niet wat Hij heeft gedaan.
Het is niet heel verwonderlijk dat de Portugese bisschoppen dit boek wegens godslastering op de index van verboden boeken lieten zetten. Vanwege de ophef die erop volgde heeft Saramago voorgoed zijn land verlaten en is hij op Lanzarote neergestreken.
Intussen is het opvallend hoe goed José Saramago de bijbel en de christelijke traditie kent. Verrassend is de manier waarop hij in zijn boek allerlei momenten en passages uit de evangeliën en de apocriefe tradities weet te integreren. Maar schokkend is vooral dat hij zijn beeld van een perverse en immorele God creëert door twee gegevens uit te werken die in de christelijke theologie altijd een grote rol hebben gespeeld: ten eerste dat alles onontkoombaar volgens een voorbeschikt plan van God verloopt, en ten tweede dat de verlossing berust op een zorgvuldig uitgedachte constructie rond de kruisdood van Jezus. Van beide gegevens schrijft Saramago een kwaadaardige versie, maar in beide gevallen kun je zeggen dat de kerk met zijn dikwijls ál te schematische heilsleer en voorzienigheidsleer om zo'n persiflage vráágt.
In die zin is het boek van Saramago vergelijkbaar met Monty Python's Life of Brian, al steekt het boek veel dieper, zoals ook achter de ironie van de tekst de in-