literair, meestal zoekend geformuleerd, vanuit literatuurwetenschappelijk of vertelkundig oogpunt niet al te speculatief - al is de toon op z'n minst bezield.
‘Wanneer ik (ietwat schuw) bladerend kijk in De eerste dag (een tijdschrift van en voor liturgen en Schriftbedienaars), dan word ik zeer verdrietig’, noteerde Willem Barnard 7 maart 1984 in zijn dagboek (Anno Domini. Dagboeken 1978-1992, Amsterdam/Antwerpen 2004). ‘O God, denk ik dan, wat weten ze weer veel. [...] Wat ik uit vermoedens heb opgebouwd, wordt de jongere generatie als een bouwpakket thuisbezorgd.’
De bijbelessays van Barnard bestaan inderdaad vrijwel geheel uit vermoedens, meditatieve aantekeningen en kunstenaarsoverwegingen en toch laten ze zich, is mijn bevinding, van a tot z lezen als literaire uiteenzetting. Het enige nadeel is dat je de brontekst ernaast moet hebben. De bijbel op tafel of mee op reis, anders is het niet te volgen. Want hoewel een groot deel van Barnards aantekeningen de vertaling van de bijbeltekst betreft, ziet hij er toch van af zelf een integrale werkvertaling van de besproken passage te geven. Graag en idealiserend verwijst hij naar de Statenvertaling: voor de voordracht geschreven in ademend Nederlands, ondertussen het sobere Hebreeuwse idioom en daarbij inbegrepen woordrijm nauwkeurig spiegelend. Ook de hebraïserende vertaling van Pieter Oussoren, nu uitgegeven als de ‘Naardense bijbel’ wordt frequent in lovende zin aangehaald. Maar een eigen vertaling komt er niet. Terwijl van Willem Barnard gezien zijn prominente aandeel, kwantitatief en kwalitatief, in het Liedboek voor de kerken op dit punt toch wel een en ander te verwachten zou zijn.
Tot in Athene. Handelingen 1-17 (Meinema, Zoetermeer 2005, 272 blz., €22,50) behandelt de eerste zeventien van de achtentwintig hoofdstukken van het bijbelboek Handelingen, door Barnard hier Gezantenpraktijk gedoopt. Als we eenmaal, in hoofdstuk 17, met Paulus in Athene zijn beland, is Europa bereikt. Dan is er door Barnard inmiddels een dik boek volgeschreven. Paulus' beroemde rede op de Areopagus is in Barnards visie niet het grote apologetische voorbeeld dat het doorgaans voor christenen is. ‘Ik ben geneigd te denken dat Lukas het fraai opbouwt, met gevoel voor dramatiek, om Paulus' optreden des te éclatanter te laten mislukken,’ schrijft hij (268). ‘Dat hij, de auteur, dus naar een hoogtepunt toewerkt dat een dieptepunt is. Vandaar, van dat breekpunt uit, komt de verhouding van Paulus tot “de Grieken” op scherp te staan.’ Het is een verrassend gezichtspunt, al moet hiermee Tot in Athene wat somber eindigen. Paulus had in Athene een altaar ‘voor de onbekende god’ ontdekt en begon daarmee zijn toespraak: ‘Wat u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen.’ Barnard: ‘Paulus begint bij “God” en komt dan te spreken over “een mens” die ons aller maatstaf en beoordelaar zal zijn en die “dan ook” als garantiebewijs uit de doden is opgewekt. Hij [Paulus] komt niet tot de Vader via de messias, maar omgekeerd: sprekend over een vage al-god springt hij over op de mensenzoon. En deze poging tot verstandhouding lijdt schipbreuk.’ Het gaat mis ‘waar blijkt dat anastasis geen geestverrukking is maar opstanding! Rehabilitatie van het geteisterde bestaan, van de geknechte humaniteit, van het “vlees”. Dus niet een geestelijke schijngestalte, maar onheroïsch alledaags menselijk bestaan.’
Dit is een boek over de incarnatie. Wat betekent het dat Jezus is herkend als zoon van God die de echte mens is, de messias? Hoe legt Jezus God uit? Barnard leest in Handelingen