Tegen de tijd dat het gedicht klaar was, moest de steen met een hogedrukspuit gereinigd worden. Zeventien maanden had hij blanco in een bed viooltjes gelegen.
‘Ik heb al veel talen onder handen gehad,’ zei de steenhouwer. ‘Wat staat er eigenlijk? En het is een flinke lap tekst.’
Arno gaf hem het boekje in handen:
Pleister. Voor het slapen gaan en bij het wakker worden.
‘Dit is vogel,’ zei Kleine. ‘Hij woont op een tak. De blaadjes doen pijn aan zijn veren. Hoe moet dat nou?’
Pleister, dat moet, meneertje!
‘Maar,’ zei Kleine. ‘Zijn pootjes doen pijn van de tak. Hoe moet dat nou?’
Pleister, dat moet, meneertje! En snoep.
‘Maar,’ zei Kleine. ‘Zijn oogjes doen pijn van de zon. Hoe moet dat nou?’
Pleister, dat moet, meneertje! En snoep. En een kus.
‘Maar,’ zei Kleine. ‘Zijn snavel doet zeer. Hoe moet dat nou?’
Kleine keek omhoog. Aan zijn neus hing een traan.
einde
Grote Meneer sloeg het boek dicht. ‘En nu geen narigheid meer,’ zei hij.
‘Zo is het wel genoeg geweest.’
Welterusten, Liselle (13-10-2006).
Niet lang nadat de steen was teruggeplaatst - nu net de Steen van Rosette, vond Tilly - gingen ze uit elkaar. Wel bleven ze getweeën de viooltjes verzorgen en onderhielden ze samen de inscriptie.
Na lang aarzelen stuurde Arno het leerboek Esperanto op naar de kinderarts, met Pleister op het schutblad. Het kwam zonder toelichting retour.