Dag en nacht zou ik ruisen
Kun je wonen in de taal? Die literaire vraag is uitgangspunt voor honderdvijftig gedichten die Anton Ent maakte bij de Psalmen. In een veel eerdere versie verschenen ze als ‘Entiteiten’ in hn Magazine (1997-2000) en tevens in een bescheiden bundeling in eigen beheer. In Liter 19, thema-editie over de psalmen, was deze bundeling aanleiding tot een gesprek met de dichter (blz. 36-46, december 2001). Nu geeft de Katholieke Bijbelstichting in een pas begonnen reeks de gedichten uit. In Man van twee wegen. Gedichten geënt op de psalmen ('s-Hertogenbosch 2007, 160 blz., gebonden, €27,50) blijkt de literaire vraag vooral een existentiële vraag. Hoe ver reikt de taal over de ‘Verborgene’? Is er buiten de woorden om ook iemand? Als dat niet zo zijn zou, zeggen we dan de woorden voor niets? Nee, dat zeker niet. Waarna de vragenreeks opnieuw kan beginnen. Is er alleen verlangen of is er ook vervulling? Is die vervulling niet verdacht? Wijst het verlangen zelf de weg? Waarschijnlijk wel. Maar genoeg is het niet. Waarna er opnieuw wordt gezocht. De kracht van dit werk zit in de zoektocht, de twijfel ondergraaft het. Behalve wanneer die de toon van een schuldbekentenis krijgt, zoals in gedicht 122, bij de pelgrimspsalm: ‘Ik ben op weg naar die stad. // Gevallen.’
De twijfel en de worsteling zijn herkenbaar uit ander werk van Anton Ent, al zijn ze hier veel meer expliciet religieus en al is in zijn gewone poëzie inmiddels de lucht schoongewaaid. De bundels Ode aan de ooievaar (2003) en vooral Coolsingelwind (Wagner & Van Santen, Sliedrecht 2005) bevatten, onder andere, rustig beschouwend natuurwerk dat bij de eerdere Anton Ent ondenkbaar was. Waarbij die beschouwing zo contemplatief mogelijk moet worden opgevat: het is bij vlagen mystieke poëzie. Je zou het Anton Ents verwerking van de psalmen kunnen noemen. Zijn Man van twee wegen eindigt in deze nieuwe sfeer, en plaatst de boom uit Psalm 1 naar de lofzegging aan het slot. Gedicht 150 eindigt: ‘Was ik een boom aan het water / dag en nacht zou ik ruisen: / mijn adem draagt uw naam’.