Methodistenziel
Men moet op het einde letten. Waar eerste regels de lezer het verhaal in lokken, zwaait het slot de lezer uit. Het slothoofdstuk, de laatste alinea's, de slotregel: meer dan dat kan de auteur de lezer niet meer bieden. Daarin moet het gebeuren, en niet al te opzichtig graag. Een epiloog is soms een zwaktebod, een al te gemakkelijke afhechting.
De roman De eindigheid der dagen (2005), het debuut van Peter Hobbs (1973), oorspronkelijk verschenen onder de nog somberder titel The Short Day Dying, heeft de vorm van een dagboek (Faber & Faber, London; Anthos Amsterdam/Mozaïek Zoetermeer 2007, €19,95). Een jaar lang houdt de methodistische lekenprediker en smidsbediende Charles Wenmoth op onregelmatige tijden een dagboek bij, en op oudejaarsavond 1870 maakt hij de balans op.
Op dat moment in het dagboek, aan het slot ervan, heeft de lezer bijna tweehonderdvijftig bladzijden klacht van deze zevenentwintigjarige schrijvende held achter de rug. De uren zijn te kort, het werk is zwaar, het kerkenwerk nog zwaarder, de mensen komen niet naar de kerk en als ze er zijn luisteren ze maar half, de catechese mislukt, pastorale bezoeken aan het zieke meisje Harriet French vormen een al te welkom lichtpunt: ‘Ik hield haar hand een tijdje vast [...] Er lag zoiets zuivers in het contact dat ik het gevoel nog steeds kan oproepen’ (112). Bij alle zondebesef kampt Charles toch nog met een fors tekort aan zelfkritiek, moet de lezer vaststellen.
Zulke ironische effecten van Charles' monoloog maken al die bladzijden van zuchten en klagen ondertussen uitermate goed leesbaar. Ze zijn tegen herlezing bestand. De vraag wordt dan: waar wordt de lezer geïnformeerd, op welk punt kan hij zich welk oordeel vormen? Er gebeurt bijna niets, maar de lezer komt veel te weten.
De cadans van zinnen die zonder punt of komma in eigen grammatica voortrazen, is