De aard van de taal
Hij had nog geïnterviewd kunnen worden voor het eerste nummer van Liter: Owen Barfield (1898-1997), langstlevende Inkling. Het was een fameus gezelschap van geleerden, dichters en schrijvers, dat zich tooide met de naam ‘The Inklings’. C.S. Lewis (1898-1963) en J.R.R. Tolkien (1892-1973) behoorden ertoe. De Inklings kwamen bijeen te Oxford gedurende de jaren dertig, veertig en vijftig. Het is een periode die tot de verbeelding spreekt, niet in de laatste plaats door de recente succesvolle verfilmingen van Tolkiens The Lord of the Rings (in 2002, 2003 en 2004) en Lewis' The Lion, the Witch and the Wardrobe (in 2005). Hoewel Barfield veel minder bekend werd dan Lewis of Tolkien, schreef uitgerekend Lewis over Barfield dat deze ‘uittorent boven ons allemaal; hij is de meest wijze van mijn niet-officiële leermeesters en ook de beste’.
Recent verscheen een biografie over het leven en het werk van Barfield, Owen Barfield. Romanticism Come of Age. A Biography (Temple Lodge Publishing, Forest Row uk, 352 blz., $45,00 via www.amazon.com). In Barfields werk is de Romantiek tot volle ontplooiing en wasdom gekomen, suggereert deze titel. Dat is nogal een pretentie, maar de formulering blijkt wel de overtuiging van Barfield weer te geven. De Romantiek heeft een goede weg gewezen, maar bewandelde die niet ten einde toe, zegt Barfield. Hij bekritiseerde daarom de cultuur van zijn dagen en riep ertoe op om terug te keren naar de heilzame beginselen die door de romantische schrijvers waren geformuleerd of aangeduid. Samuel Taylor Coleridge (1772-1834) was voor Barfield de grootste romanticus, maar de man die de echte consequentie trok uit de romantische intuïtie, was Rudolf Steiner (1861-1925), de antroposoof.
De biografie door Simon Blaxland-de Lange trok mijn aandacht, doordat ik in een mooi opstel van David Lyle Jeffrey over theologische en postmoderne denkbeelden over de aard van taal Barfields naam was tegengekomen (‘Logocentrism and Scriptural Tradition’, in: People of the Book, Grand Rapids 1996). Ik kende Barfield vaag als een van de Inklings - hij droeg bijvoorbeeld bij aan het essayboek Essays presented to Charles Williams (1947), dat enige faam heeft in de geschiedenis van de Inklings - maar wist verder niets van hem. Door Jeffrey werd hij genoemd als iemand die aan het fenomeen taal een volheid van betekenis toekende, heel anders dan de postmoderne denkers Derrida en Harold Bloom, die - in de woorden van Bloom zelf - een ‘diepgaand linguïstisch nihilisme’ voorstaan, waarin de betekenis van taal geen enkele grond heeft. Betekenis is in de postmoderne optiek een louter toevallig en willekeurig effect van taal, dat geen enkele aanspraak kan maken op waarheid. Net als Barfield zouden volgens Jeffrey ook de filosoof Walter Benjamin en de al genoemde romanticus Samuel Taylor Coleridge een ‘logocentrische orde’ aannemen als fundament van taal en poëzie. De aard van de taal en de wijze waarop de door taal geschapen betekenis tot stand komt, boeien mij in hoge mate en daarom leek een eerste kennismaking met Barfield een nuttige onderneming. Wat zou hij gezegd hebben over taal?
De biografie van Blaxland-de Lange biedt een uiterst boeiende en enthousiasmerende introductie tot het leven en werk van Owen Barfield. Barfield volgde een letterkundige studie aan de universiteit van Oxford en werd vervolgens freelance schrijver, maar moest daarmee stoppen wegens tekort aan inkomsten. Aan het eind van de jaren twintig ging hij werken