zijn Nederlanderschap aangesproken. Maar hoe omschrijf je je afkomst? ‘Het ergerde me, dat iets wat ik zo makkelijk voor het geestesoog kon halen, zo ongrijpbaar was.’
In de winter van 2003 klopt Bart Rijs aan de deur van een houten huis diep in de Siberische taiga, zeven tijdzones verwijderd van zijn vaderland, en treft daar de familie Hildebrant aan. ‘Klopt, wij zijn Hollanders’. De familie maakt deel uit van een boerengehucht bestaande uit een ‘Hollandse’ gemeenschap. Ook de Zelents zijn hier van de partij, een tak van de Bughollanders, zoals ze in de literatuur worden genoemd, die in de loop van de negentiende eeuw verder zijn opgeschoven op de landkaart, om voor de tsaar nieuw bos te ontginnen. Deze ontmoeting is voor Rijs het begin van een onderzoek naar zijn Hollandse wortels. Door zeer nauwgezet onderzoek naar deze zonderlinge gemeenschappen, verspreid over het Oosten van Europa, door een fascinerende beschrijving van hun wederwaardigheden door de eeuwen heen, probeert hij erachter te komen wat er achter het wereldburgerschap van de laattwintigste-eeuwse Nederlander schuilt. Zijn boek Het hemels vaderland. Hollanders in Siberië (Atlas, Amsterdam 2005, 364 blz., €22,50, voordeeleditie Eldorado €12,50, Bob den Uylprijs voor het beste reisboek van 2005) is een feest van herkenning en tegelijk is het een getuigenis van de ongrijpbaarheid en de tragiek van het vaderland. In de late zestiende eeuw zijn vele Nederlanders naar het Oosten uitgeweken, waar tolerantie heerste. Door plaatselijke landjonkers werden ze ingezet om grond te ontginnen. Tot aan de Wende van 1989 trouwde men binnen de gemeenschap en bleef het besef van anderszijn bestaan. ‘Wij zijn anders’, zegt Hildebrant en pakt uit een la een Pools-Lutherse bijbel. De grondtaal is Pools. Rijs vertelt dat hij uit Holland komt. Hierop geen reactie, alleen een uitdrukkingsloos staren. Want wat is Holland in het brein van deze Siberische boer?
Holland is noeste arbeid, een enorme kennis van het boerenbedrijf en hoe vooruit te komen, een koppig beleden godsdienst. En properheid. Een geslotenheid die door de kinderen niet meer wordt overgenomen. Holland is bovenal verlangen, een onbestemd verlangen dat wrede dictaturen en de daarbijbehorende zuiveringen heeft doorstaan. Daarnaar verwijst de titel Het hemels vaderland. Dat Holland een overvol rijk landje met een pretcultuur is aan de westkust van Europa, dat weet de man niet en Rijs kan hem dat ook niet duidelijk maken. Holland is fictie, en dat zegt duizendmaal meer over ons en onze diep verborgen behoeften dan het pogen van de overheden om de vaderlandse geschiedenis opnieuw te ijken.
Dat aan te tonen, was het doel van Rijs en de reden waarom hij al die soms al uitgewiste nederzettingen heeft bezocht waar de Hollanders door de eeuwen heen zijn neergestreken, waarom hij de plaatselijke archieven heeft doorgevlooid. Zo komt Rijs ook, bijna twintig jaar na mijn zondagse bezoek aan de boerderij langs de oever van de Bug, bij mevrouw Zelent aan en spreekt haar aan als representant van de ooit zo levendige gemeenschap van de ‘Bughollanders’.
[3] De geschiedenis van de Bughollanders kende ik dus al toen ik het boek tegenkwam. Het drong echter toen, in het Polen van 1987, niet tot mij door hoezeer deze mensen nog wortelen in de Nederlandse volksaard, als die bestaat, of liever: hoezeer ze zijn voortgekomen uit de crises die ons land ooit hebben gemaakt tot het Jeruzalem van de protestantse cultuur. Hun latere aansluiting bij het Poolse lutheranisme doet daar niets aan af. Zeer nauwkeurig