Liter. Jaargang 10(2007)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Nina Werkman Gedichten Bezoek Dat wij elkaar die eerste handjes geven, we moeten wel klein zijn: kniekousen, jasjes met veel ceintuur en knopen voor het aftellen. We rekenen nog niet, taal zeggen we, we leren schrijven of het is zondag want ik ben bezoek: ik ben van waar het anders is. Daarom zingen ook van mij woorden de versjes in, dat het past. Wij weten meer: het schip, de vuurtoren, we weten water nieuws dat ergens overstroomt; daar is mijn pop, daar ga je mij om aaien, kijk waar het donkert in de beelden, dat zijn wij. We moeten zwaaien, het geeft niet, het gaat over later of niet maar ik ben al weer weg en jij nog veel te bang voor kusjes. [pagina 35] [p. 35] Mooi weer Als jij me nu zou vragen op te staan, als je zou zeggen: Kom, je gaat met mij de stad in, naar de markt, het is mooi weer, ontbijten slaan we over, nieuws kan later. Of zeggen zou: Trek stappers aan, het is mooi weer vandaag, we kunnen paddestoelen zoeken om te eten, we kunnen langs de vogelroute gaan; je hebt genoeg geslapen. Dat je zou zeggen: Kom, we doen je rode jasje aan, het is mooi weer, we lopen door het park; ik heb het oude brood al in de tas gedaan, die mag jij dragen. [pagina 36] [p. 36] Laatste glazen Waar doe ik ze nu om ze af te maken, verdund in emerald misschien of grijzer - Onder de tafellamp als voor het lichte grijpen, elk op de kant van een bureau bij vijven of op de kale toog waar ze zijn blijven staan, dat niemand ook niet ik mij eraan stoot, dat ze niet vallen, dat ze nog niet kwijt - Daarom omzichtig dragen van een plaats naar weer een andere. Dat ik het ijle nog kan doorzien van hoe hun randen klinken; dat ik dat vast kan leggen, en dan vager het rode onderin, het rode op de bodem van beide. Vorige Volgende