een manier om de chaos te temmen, de ordeloosheid de baas te worden. Voor wie Audens leven en werk kent is dit geen verrassing. Johan Snel wijst er in zijn toelichtend artikel bij de Horae Canonicae op dat Auden een punctueel man was. Hij leefde stipt volgens de klok. En ook zijn werk kende een grote vormvastheid. Benno Barnard (in Dichters van het Avondland) spreekt zelf over een ‘diep verlangen naar stramien, voorschrift, regels, verfijnde gestrengheid.’
Onder dat verlangen naar orde speelde echter nog iets anders een belangrijke rol. Herman Servotte (tot aan zijn overlijden in 2004 hoogleraar moderne Engelse literatuur in Leuven) heeft er ooit op gewezen dat het werk van Auden in hoge mate bepaald werd door diens ontdekking van de menselijke heteronomie. Een aantal gebeurtenissen in het leven van Auden speelde bij deze ontdekking een belangrijke rol. Ik stip er twee aan: een religieuze ervaring van een liefdevolle macht én een totaal tegenovergestelde ervaring.
In 1933, toen Auden leraar was, zat hij op een zomeravond met collega's in het gras. Hij voelde zich opeens overweldigd door een kracht die onweerstaanbaar was en die van buitenaf kwam. Hij schreef er zelf dit over: ‘Voor het eerst in mijn leven wist ik precies - omdat ik het dankzij die kracht zelf aan het doen was - wat het is om je naaste lief te hebben als jezelf.’ Een overweldigende ervaring van liefde die Auden niet anders kon duiden dan als een religieuze ervaring. Hij noemde het dan ook ‘een visioen van agape’. Hoewel deze ervaring indruk op hem maakte, zakte deze toch ook weer weg. Maar wonderlijk genoeg werd de herinnering eraan jaren later weer gewekt door een volledig tegengestelde ervaring: de ontdekking van demonische krachten in zichzelf. In het begin van de jaren veertig (Auden was kort daarvoor geëmigreerd naar Amerika) heeft hij in een vlaag van blinde woede gepoogd zijn geliefde Chester Kallman te wurgen toen deze bekende een andere minnaar te hebben. De poging mislukte, God zij dank. Maar zij heeft een stempel op zijn leven gedrukt. Hij heeft er veel later in bedekte termen zelf over geschreven. Hij was - zo schreef hij - ‘in de macht van demonische krachten, beroofd van zelfcontrole en zelfrespect.’
Deze inktzwarte gebeurtenis was voor Auden de belangrijkste aanleiding om definitief terug te keren in de schoot van de moederkerk, de Church of England. De religie en haar rituelen boden hem een houvast tegen de kwade krachten die hij in en buiten zichzelf had ontdekt. In de kerk vond hij bovendien een vorm voor de agape die hij ooit had ondervonden tijdens de genoemde religieuze ervaring. De kerk werd voor hem dan ook het toonbeeld van wat een gemeenschap moet zijn: een groep mensen, verenigd door een liefde voor iemand buiten henzelf. Auden betitelde de kerk als een ‘gemeenschap in actie’. Daarmee bedoelde hij geen politieke of maatschappelijke actie, maar het samen de liturgie vieren volgens de voorgeschreven regels. Wéér die orde dus. De parallel met de poëzie is niet toevallig.
Barnard schrijft: ‘[...] tussen liturgie en prosodie bestond voor hem geen wezenlijk verschil.’
Terug naar de massa waarmee dit artikel begon. Je zou kunnen zeggen dat zowel Audens leven als zijn werk in het teken stonden van de transformatie van de massa in een gemeenschap. Zijn leven, omdat hij in de liturgie van de kerk het middel vond waarmee destructie en zelfzucht werden omgesmeed tot een gedeelde liefde. Zijn werk, omdat het dichten zelf een transformatie is van een massa diffuse gevoelsherinneringen in een geordende gemeenschap van woorden. Misschien geven de Horae Canonicae wel het beste beeld van deze trans-