Uri, My Son
Leeuwenhoning van David Grossman (De Bezige Bij, Amsterdam 2006, 160 pag., €16,50) is alweer het vijfde boek in de ‘Mythen’-serie, internationaal gelanceerd in 2005 (zie ook Liter 41, voor de belofte van een deel van Mulisch, waarover nog niets vernomen is, maar men kan altijd blijven hopen, en Liter 44, over de eerste drie delen). Dit deel gaat over Simson. In tegenstelling tot de eerder gesignaleerde delen gaat het hier niet om een hervertelling, maar om een uitgebreide bespreking, een analyse van de psychologie van het verhaal en de hoofdpersonen. En dat klinkt misschien niet bijzonder opwindend, maar dat is het wel.
David Grossman gaat met de vinger langzaam langs de tekst, en haalt steeds de prachtigste dingen boven. Of hij weet iemand, die iets prachtigs heeft bovengehaald. Aan het begin van het boek staat het verhaal van Simson, zoals het verteld is in de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004, maar dan wel met subtiele wijzigingen: Grossman had de Hebreeuwse grondtekst er naast liggen, en ging af en toe uit van zeer fijne woordsubtiliteiten, waar in de nbv dan wellicht net een andere keuze gemaakt is. Het geeft in elk geval aan, dat Grossman het onderste uit de kan heeft gehaald. De nbv geeft bijvoorbeeld voor Rechters 13 vers 10 en 11: ‘Ze haastte zich naar haar man: “Hij is er weer,” riep ze, “die man die laatst hier bij me was!”
Manoach ging meteen met haar mee.’ David Grossmans vertaalster, Shulamith Bamberger, vertaalt het laatste stuk, in navolging van Grossman, als volgt: ‘en Manoach stond op en liep achter zijn vrouw aan.’ De klanken van Manoachs naam schijnen in het Hebreeuws in de verte te klinken naar ‘traag’ en ‘langzaam’, en met een eigenzinnige vertaalopvatting en een flinterdunne etymologie in de hand wordt dan een subtiel en overtuigend portret geschilderd van het huwelijk van de ouders van de held: een scherpe en vlugge vrouw, met een trage en achterdochtige man. Kijk maar eens, bijvoorbeeld, wat Simsons moeder Manoach allemaal niet vertelt als de engel Simsons geboorte heeft aangekondigd. Vindt u dit prachtig en opwindend, zoals ik, dan is dit uw boek.
Op pagina 79 constateert Grossman: ‘Eerlijk gezegd verrast Simson ons elke keer als hij zijn mond opendoet met de poëtische woorden die eruit komen.’ En dat is waar in bijna alle vertalingen.
David Grossman, woonachtig in Israël, en voor zover ik heb kunnen nagaan tegenstander van offensieve militaire operaties, komt als vanzelf af en toe op de parallellen tussen de strijd van Israël tegen de Filistijnen, onder aanvoering van hun even poëtische als eenzame held, en de strijd van Israël nu tegen de Palestijnen. Zoals op pagina 147: ‘Weerklinkt onherroepelijk de gedachte dat hier sprake is van de allereerste zelfmoordaanslag.’ Grossman veroordeelde, net als zijn zoon Uri, het gebruik van fors geweld door het Israëlische leger, maar Uri werd toch tankcommandant, omdat hij zijn plicht wilde doen. En dat maakt het bericht op internet dat Uri op één van de laatste dagen van het offensief van afgelopen zomer in Libanon gesneuveld is, extra tragisch. Op internet stond de toespraak die Grossman bij de begrafenis hield: ‘Uri, my son’. Een warm en pijnlijk betoog. Zou hij bij het uitspreken ervan nog een gedachte aan Simson gewijd hebben? ‘Zijn verwanten, zijn hele familie van