| |
| |
| |
Liesbeth Goedbloed
Nieuwe bijbels 5
Psalmen
Toen ik een kind was, geloofde ik als een kind, las ik als een kind, luisterde ik als een kind. Iedere dag, na het avondeten werd de Statenvertaling geserveerd: een hemels gerecht. Ik at die woorden zoals Ezechiël en Johannes hun boeken aten. Maar helemaal verwerkt heb ik het niet. De bijbel was een onbegrijpelijk boek dat vol stond met woorden als ‘altoos’, ‘vrije gunst’, ‘goedertieren’ en ‘twisten’. De berijming van 1773 - waar een verre voorvader van me, Hendrikus Johannes Folmer uit Dwingelo, aan meewerkte - behoorde tot hetzelfde universum van onnavolgbare tekst. Iedere week moesten we zo'n psalmvers opzeggen. De leerstof begrijpen was van ondergeschikt belang. Je leerde de tekst ook niet uit je hoofd, maar ‘by heart’.
De vraag die Filippus aan de kamerling stelde, was voor mij dan ook herkenbaar: ‘Verstaat gij ook hetgeen gij leest?’ Natuurlijk verstond de kamerling die woorden niet. Hij was een buitenlander en zelfs de Joden verstonden het niet eens, want de bijbel was onverstaanbaar! De idee dat een kind het geloof moest begrijpen, was nog niet doorgedrongen in de bevindelijk gereformeerde contreien waar ik opgroeide. Het ging niet om begrip, het ging om het onbegrepen en onbegrijpelijke Woord van de Allerhoogste. Ieder menselijk denkbeeld van Hem was afgoderij en zelfbedrog. Het enige wat we met Zijn Woorden konden doen, was: herhalen, kauwen, eten, herhalen. Volgens mijn vader moesten we Gods Woord herkauwen ‘gelijk de reine dieren’. Zo gehoorzaamde hij het gebod dat God gaf aan Joodse vaders: ‘En gij zult ze (deze geboden, lg) uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat’ (Statenvertaling).
Er moest gesproken worden, want het geloof is uit het gehoor. De Statenvertaling is een voorleesboek of zelfs een voorzingboek. ‘Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen’ (Psalm 91:1). Het woordje ‘die’ in deze tekst lijkt alleen toegevoegd voor het metrum, zo blijft de tekst melodisch. Pieter Oussoren is zich ook bewust van de klank van het Woord. De psalmen uit de Naardense Bijbel zijn zingbaar en ze staan gezongen op de cd die bij deze bijbel wordt geleverd.
Wat gezongen wordt, woont dieper in de ziel dan wat gelezen wordt, dat wisten de Statenvertalers al. En mijn ouders wisten het ook. De heilige inscherping
| |
| |
waaraan zij hun kinderen onderwierpen had een doel. Gods Woord zou altijd klaarliggen in mijn ziel en als ik oud en verdord was en misschien afgedwaald van God, dan zou zijn Woord nog steeds in mij wonen. En, nog belangrijker, als het ooit zover zou komen dat de Geest van God me iets influisterde, dan hoefde hij alleen maar te ritselen met die duizenden teksten en alles zou op zijn plek vallen. Wat ik toen van de Psalmen wist, was dat ze levensbelangrijk waren. Als zesjarig meisje heb ik mijn zwarte psalmboek eens in extatische vreugde aan mijn hart gedrukt: dit was het, hier ging het om, hier weidde mijn ziel met een verwond'rend oog!
Toch waren die psalmen niet alleen een spaartegoed voor de eeuwigheid. Ze hadden ook direct nut. Bijvoorbeeld als je 's avonds laat, in het gruwelijke donker van je kamer, een dierentuin vol monsters onder je bed vermoedde die wakker lagen net als jij en hun adem inhielden om zichzelf niet te verraden. Je was alleen, niemand om tegen te zeggen hoe bang je was. Voor die angst was maar één remedie: psalmen zingen. ‘Daar kan de duivel niet tegen’, zei mijn moeder. Hij zou, samen met de angst, op de vlucht slaan. De duivel was allergisch voor psalmen in de nacht.
| |
De strijd van Josafat: een metafoor
Dat bijna bijgelovige vertrouwen in de kracht van psalmgezang komt ook in de bijbel voor. In 2 Kronieken 20 staat het verhaal van Josafat, koning van Juda, die aangevallen wordt door een groot leger Moabieten en Ammonieten. Josafat is bang en roept een vastentijd uit. In de voorhof van ‘het huis des heeren’ bidt hij. Vervolgens valt de Geest van God op een man uit het volk: ‘Jaháziël, den zoon van Zechárja, den zoon van Benája, den zoon van Jehiël, den zoon van Matthánja, den Leviet, uit de zonen van Asaf.’ Hij profeteert dat het volk niet bang hoeft te zijn, ‘want de strijd is niet uwe, maar Godes. Trekt morgen tot hen af.’ Deze belofte is voor de Levieten genoeg reden voor een lofzang: ze stonden op om God ‘met luider stem ten hoogste te prijzen.’
De dag daarna gaat het leger op weg. ‘En als zij uittogen, stond Josafat en zeide: Hoort mij, o Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem! Gelooft in den heere, uw God, zo zult gij bevestigd worden; gelooft aan Zijn profeten, en gij zult voorspoedig zijn. Hij stelde den heere zangers, die de heilige Majesteit prijzen zouden, voor de toegerusten uitgaande en zeggende: Looft den heere, want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid! Ter tijd nu, als zij aanhieven met een vreugdegeroep en lofzang, stelde de heere achterlagen tegen de kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, die tegen Juda gekomen waren; en zij werden geslagen. Want de kinderen Ammons en Moab stonden op tegen de inwoners van het gebergte Seir, om te verbannen en te verdelgen; en als zij met de inwoners van
| |
| |
Seir een einde gemaakt hadden, hielpen zij de een den ander ten verderve. Als nu Juda tot den wachttoren in de woestijn gekomen was, wendden zij zich naar de menigte; en ziet, het waren dode lichamen, liggende op de aarde, en niemand was ontkomen.’ In dit overwinningsverhaal vallen duizenden doden en toch kleeft er geen bloed aan de handen van Israëls soldaten. Het vuile werk wordt door het aanvallende leger zelf opgeknapt. En het is de lofzang die zo'n verwarrende uitwerking op de legers van de vijand heeft dat ze zichzelf om zeep helpen. De muziek ging voorop in dit leger. De zangers liepen voor de soldaten uit. Die volgorde kan geïnterpreteerd worden als een metafoor voor de Psalmen.
| |
Als ik u roep
Wanneer we de Psalmen benaderen als een poëtische eenheid, dan valt de onlogische opbouw van de teksten op. Veel psalmen heffen eerst het loflied aan om af te sluiten met een kort, krachtig gebed. Dit gebeurt onder andere in Psalm 3, 20 en 52. In Psalm 3 vers 7 wordt gezongen over overwonnen angst:
Ik vrees niet de dúizendtallen mánschap,
Oussoren
Deze geestelijke overmoed wordt meteen gevolgd door het gebed: ‘Sta op ene, red mij, mijn God!’ In Psalm 20 wordt een overwinningslied gezongen, terwijl de strijd nog niet gevoerd is:
Zij gaan door de kníeën en vallen néer,
O éne, schenk ons bevríjding,
antwoord ons ten dáge ván ons róepen!
Oussoren, Psalm 20:9-10
In Psalm 52 wordt een ‘held’ bespot, die zo moedig is dat hij durft te leven zonder God. Maar met deze held loopt het slecht af, zo luidt de voorspelling. In de loop van de psalm gaat de dichter steeds meer in die voorspelling geloven:
Maar God zal je vernielen voor immer (cursivering van mij, lg)
Oussoren, Psalm 52:7
| |
| |
Dat zien rechtvaardigen áan vol ontzág,
nu mogen zij láchen óver hém!
Oussoren, Psalm 52:8
Oussoren, Psalm 52:11
Toch blijkt uit het laatste vers van deze psalm dat de uitkomst nog niet zo zeker is, als het lijkt: ‘ik hoop op uw naam, want die is goed’ (vers 11). In andere psalmen zie je hoe de dichter zingt, ook al is er geen reden om te zingen, bijvoorbeeld in Psalm 69 en 77, en in Psalm 42, 43 en 131 spreekt een dichter zichzelf al zingend moed in.
In al deze psalmen zorgt de spreeksituatie voor literaire diepgang, omdat de houding van de sprekende ‘ik’ dubbelzinnig en bedrieglijk is. Alles staat op het spel: zijn leven en de betrouwbaarheid van zijn God (‘talloos die zéggen van mijn zíel: / geen redding / vóor hem bíj zijn Gód’, Psalm 3, en ‘Van ál je bróodoffers zij hij doordróngen, / je óvergave zij hem wélgevállig!’, Psalm 20). Als meelezer word je op het verkeerde been gezet: je denkt dat je God looft voor iets wat gebeurd is om erachter te komen dat de psalm hem looft omdat er iets zal gebeuren.
Psalm 77 is een karakteristiek voorbeeld van een psalmdichter die zichzelf de put uitzingt. Hij heeft, aan het begin van de psalm, over God gerouwd alsof die een dode is: ‘Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar’ (Statenvertaling). Na de serie vragen trekt de ‘ik’ zijn conclusies:
Toen zei ik: ‘Dit is mijn verdriet.
Psalmen voor Nu
Het zinnetje ‘Dit is mijn verdriet’ is in het Hebreeuws dubbelzinnig, omdat er letters zijn weggevallen. Er kunnen, toen de tekst nog intact was, twee dingen gestaan hebben: ‘Dit is mijn verdriet’ of ‘Dit stelt mij gerust’. Deze onbedoelde dubbelzinnigheid vat de tekst samen: de verandering bij God maakt de ‘ik’ treurig wanneer hij alleen naar het hier en nu kijkt. Want waarom is God niet meer die hij was? Tegelijk stelt het hem gerust wanneer hij aan het verleden en aan de toekomst denkt. God kan immers weer de oude worden: de God die hij was. In Psalm 77 herstelt de hand van God, die in den beginne orde in de chaos schiep, de chaos weer. De dubbelzinnigheid die door een weggevallen Hebreeuwse letter ontstaat, is betekenisvol in het geheel van de tekst en ik probeer me al maanden neer te leggen bij het feit dat sommige dingen onvertaalbaar zijn.
| |
| |
Psalm 77 heeft formeel en inhoudelijk een open einde. De Hebreeuwse dichtvorm wordt niet mooi afgerond: de psalm eindigt in vers 21 midden in een strofe. De laatste mededeling in de tekst heeft weinig informatieve waarde:
Gij léidde uw gemeente als een kúdde,
aan de hand van Mózes en Aáron!
Oussoren, Psalm 77:21
Het lijkt eerder op de opening van een volgende psalm, Psalm 78 bijvoorbeeld of Psalm 105 - zo'n psalm waarin de geschiedenis van Gods volk bezongen wordt. Psalm 77 suggereert daarmee dat het verhaal met God verdergaat, al weet geen mens hoe. Er zijn nog geen woorden voor Gods nieuwe daden, maar dat hij ze zal doen, staat vast en de dichter neuriet de melodie alvast voor zich uit.
Al zingend vinden de Psalmen een nieuw soort taalhandeling uit: de taalhandeling van geloven en hopen. Deze taalhandeling lijkt magisch, maar woordmagie is hooguit in staat om psychische gevaren te bezweren. Zoals de taal mij bijvoorbeeld geruststelde in de nacht: met vertrouwde woorden bouwde ik een thuis waar het veilig was. Maar tegenover legers Moabieten en Ammonieten staat geruststellende taalmagie machteloos. De woorden van God zijn, om in mijn vadertaal te spreken, machthebbend.
| |
Begrip en onbegrip
Het onfeilbare Woord van God zorgde niet alleen voor een veilige slaapkamer, maar ook voor veel vermaak. In de saaiste stukken van de bijbel zaten de leukste grappen. Zo had je Muppim en Huppim (uit het geslachtsregister in Genesis. Dat moet een tweeling zijn geweest, dachten wij) en de ellenlange, onbegrijpelijke wetten van Mozes werden verluchtigd met plastische beelden. Mijn vader nam het Woord zo letterlijk mogelijk, dus las hij: ‘Al wat aan de wand watert.’ Mijn moeder heeft mijn vader uiteindelijk, helaas, kunnen overhalen om dat beeld te vervangen door het veiliger: ‘Al wat mannelijk is.’ Wij kinderen begrepen die beelden, omdat het beelden waren: het hutje in de komkommerhof, de stad op de berg, de herder en zijn schapen. Ik luisterde en droomde dat ik over de Drentse heide liep, het regende, de schapen waren moe. Een bijkomend voordeel van beeldende taal is dat theologen er geen ruzie over kunnen maken. Zodra er een functiebeschrijving opgesteld moet worden voor de herder, dan wel voor zijn schapen, komt er ruimte voor onenigheid.
De Naardense Bijbel vertaalt met veel respect voor de beeldspraak. Oussoren laat beelden consequent intact, zelfs op het plastische, archaïsche en onnatuurlijke af: ‘een dag spráke uitsproeit over een dág’ en ‘maar over heel de aarde / hun
| |
| |
maning uittijgt’ (Psalm 19). Maar soms vertaalt hij beelden zo mooi als ik ze zelfs in de Statenvertaling niet las. De mens wordt de ‘roodbloedige mens op de bloedrode grond.’
De Nieuwe Bijbelvertaling is eerder prozaïsch dan poëtisch. Paulus doet het goed in nbv-taal, maar Davids taal wordt soms bestolen van beelden. Meestal zijn dat onopvallende beelden die wegsijpelen uit de taal.
U laat me mijn ogen niet sluiten,
van onrust vind ik geen woorden,
ik zie terug op voorbije tijden,
op de dagen en jaren van vroeger,
bij nacht denk ik aan mijn spel op de snaren,
mijn hart zoekt, mijn geest vraagt.
nbv, Psalm 77:5-8
Gij houdt mijn ógen wakend,
Ik broed over dágen van vróeger,
's nachts pieker ik met héel mijn hárt,
en mijn géest, die gráaft maar dóor.
Oussoren, Psalm 77:5-8
Door het gebrek aan beelden verliest de nbv ongemerkt veel van de diepgang van de oorspronkelijke tekst en wordt deze vertaling eenvoudig en licht verteerbaar. In de nbv is het verstand aan het woord: de lezer moet begrijpen wat hij leest. En dat is goed: eindelijk kan ik op de vraag van Filippus antwoorden dat ik versta wat ik lees. Of ik het ook begrijp, is een tweede. Eindelijk kan ik mijn verstand voeden met geestelijke kost die ook nog lekker is. Tegelijk en helaas wordt de tekst gladgestreken en voel ik me minder uitgedaagd dan ik zou willen om op zoek te gaan naar de betekenis van de tekst. Die staat immers al in de tekst zelf.
De nbv past daarmee goed in de 21e eeuw, zeker in vergelijking met de Naardense Bijbel, die ondanks dat hij niet ‘fataal-historisch’ wil zijn, toch de indruk wekt dat hij gemaakt is voor een tijd waarin mensen nog de rust hadden om
| |
| |
avondenlang te studeren in dikke boeken. Nochtans desniettegenstaande ligt er nu een vrij complete en bijna volmaakte bijbel in mijn kast. Ik leg het kleine oranje bijbelboek op het grote, zwarte boek uit Naarden en ziedaar! Wanneer je deze twee bijbelboeken een beurtzang laat zingen - je vraagt je vader bijvoorbeeld om dan weer uit het ene, dan weer uit het andere boek voor te lezen - dan krijg je eindelijk wat Paulus zei: ‘Ik moet zingen met mijn geest, maar ook met mijn verstand’ (nbv). Een bijbelvertaling zal nooit volmaakt zijn en alleen de Allerhoogste weet hoe glad het ijs is waarop de bijbelvertaler - moge zijn moed gezegend zijn - zich waagt.
De Naardense bijbel. De volledige tekst van de Hebreeuwse Bijbel en het Nieuwe Testament, vertaald door Pieter Oussoren. Skandalon, Vught 2004. 1656 blz., inclusief cd ‘De psalmen gezongen’ door Cantori Davidici, tafeluitvoering €69,50. Dundrukuitvoering €67,50. Tekst op cd-rom €39,50.
De Nieuwe Bijbelvertaling (nbv) van het Nederlands Bijbelgenootschap te Haarlem/Heerenveen en de Katholieke Bijbelstichting te 's-Hertogenbosch (2004) is in uiteenlopende edities verkrijgbaar voor prijzen vanaf €29,50.
|
|